vrijdag 19 oktober 2012

72 Israël en haar Messias - 2

Op een dag, ongeveer tweeduizend jaar geleden, toen het land Israël bezet was door de Romeinen, ontmoette een zekere Filippus een Man die tegen hem zei: "Volg Mij." Filippus kon die Stem niet weerstaan.
Later vond hij zijn vriend Nathanaël “en zei tegen hem: Wij hebben Hem gevonden over Wie Mozes in de wet geschreven heeft, en ook de profeten, namelijk Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazareth.” (Johannes 1:45 HSV)

Hij zei niet dat hij, samen met Simon en Andreas, de Messias had gevonden. Nee, hij beschreef de Man als Degene waar Mozes, in de vijf door hem geschreven boeken, en de profeten over geschreven hadden.
Mozes beschreef Hem als "het zaad van de vrouw":
“En Ik zal vijandschap teweegbrengen tussen u en de vrouw, en tussen uw nageslacht en haar Nageslacht; Dat zal u de kop vermorzelen, en u zult Het de hiel vermorzelen.” (Genesis 3:15 HSV)

Ook beschreef hij Hem als het zaad van Abraham, in Wie alle volken gezegend zouden worden:
“En in uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden, omdat u Mijn stem gehoorzaam geweest bent.” (Genesis 22:18 HSV)

Mozes beschreef de Messias ook als "Silo", van het Hebreeuwse "הלישׁ" (Shiyloh) dat volgens de Strong concordantie "eigenaar" zou kunnen betekenen. Dit zou kunnen duiden op het feit dat de aarde eigendom van God is:
“De scepter zal van Juda niet wijken en evenmin de heersersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Hem zullen de volken gehoorzamen.” (Genesis 49:10 HSV)

De Amerikaanse "Revised Standard Version" (1947) zegt het als volgt:
“The scepter shall not depart from Judah, nor the ruler’s staff from between his feet, until he comes to whom it belongs; and to him shall be the obedience of the peoples.” (Genesis 49:10 RSV)

"...until He comes to Whom it belongs..." oftewel "totdat Hij komt aan wie het toebehoort..."

In Deuteronomium 18 beschrijft Mozes de komst van dé Profeet:
“Een Profeet uit uw midden, uit uw broeders, zoals ik, zal de HEERE, uw God, voor u doen opstaan; naar Hem moet u luisteren, overeenkomstig alles wat u van de HEERE, uw God, bij de Horeb gevraagd hebt, op de dag dat u daar bijeenkwam, toen u zei: Ik wil de stem van de HEERE, mijn God, niet langer horen en dit grote vuur wil ik niet meer zien, anders zal ik sterven. Toen zei de HEERE tegen mij: Het is goed wat zij gesproken hebben. Ik zal een Profeet voor hen doen opstaan uit het midden van hun broeders, zoals u. Ik zal Mijn woorden in Zijn mond geven, en alles wat Ik Hem gebied, zal Hij tot hen spreken. En met de man die niet naar Mijn woorden luistert, die Hij in Mijn Naam spreekt, zal het zó zijn: Ík zal rekenschap van hem eisen.” (Deuteronomium 18:15-19 HSV)

Verschillende profeten schreven over de komende Messias. Jesaja mocht vertellen over de, in mensenogen onmogelijke, zwangerschap en geboorte:
“Daarom zal de Heere Zelf u een teken geven: Zie, de maagd zal zwanger worden. Zij zal een Zoon baren en Hem de naam Immanuel geven.” (Jesaja 7:14 HSV)
“Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het te grondvesten en het te ondersteunen door recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De na-ijver van de HEERE van de legermachten zal dit doen.” (Jesaja 9:6-7 HSV)

De profeet Micha mocht vertellen wáár de Messias zou worden geboren:
“En u, Bethlehem-Efratha, al bent u klein onder de duizenden van Juda, uit u zal Mij voortkomen Die een Heerser zal zijn in Israël. Zijn oorsprongen zijn van oudsher, van eeuwige dagen af.” (Micha 5:2 HSV)

Even terug naar het begin, naar Filippus en Nathanaël. Toen Filippus zijn vriend vertelde over Jezus uit Nazareth, schamperde Nathanaël:
“...Kan uit Nazareth iets goeds komen? Filippus zei tegen hem: Kom en zie.” (Johannes 1:46 HSV)

Nathanaël's reactie was begrijpelijk: hij wist dat de Messias uit Bethlehem zou komen. Hoe kon hij weten dat Jezus dáár geboren was....

Ja, het volk Israël verwachtte een Messias: een Koning die de troon van David zou herstellen, het kwaad zou vernietigen en Israël én alle andere volken zou zegenen en leiden tot in eeuwigheid.

Er zijn verscheidene "Messiassen" geweest, die aanhangers om zich heen verzamelden, maar uiteindelijk stierven en roemloos in de anonimiteit verdwenen.

En toen kwam Jezus...

en Hij voldeed niet aan de verwachtingen: Hij begon geen opstand tegen de Romeinen, Hij hield Zich niet aan de wetten zoals de Farizeeën en schriftgeleerden dat wilden en maakte Zich, volgens hen, schuldig aan blasfemie door Zich aan God gelijk te verklaren:
“Daarom dan probeerden de Joden des te meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen het gebod van de sabbat brak, maar ook zei dat God Zijn eigen Vader was, en daarmee Zichzelf aan God gelijk maakte.” (Johannes 5:18 HSV)

Uiteindelijk stierf ook Jezus, vastgespijkerd aan een kruis op Golgotha.

Weg hoop!

Een paar dagen later liepen twee discipelen van Jeruzalem naar het dorpje Emmaüs:
“En zij spraken met elkaar over al deze dingen die gebeurd waren. En het gebeurde, terwijl zij met elkaar spraken en van gedachten wisselden, dat Jezus Zelf bij hen kwam en met hen meeliep. Maar hun ogen werden gesloten gehouden, zodat zij Hem niet herkenden. En Hij zei tegen hen: Wat zijn dit voor gesprekken die u al lopend met elkaar voert en waarom ziet u er zo bedroefd uit? En de één, van wie de naam Kleopas was, antwoordde en zei tegen Hem: Bent U als enige een vreemdeling in Jeruzalem dat U niet weet welke dingen daar in deze dagen gebeurd zijn? En Hij zei tegen hen: Welke dan? En zij zeiden tegen Hem: De dingen met betrekking tot Jezus de Nazarener, Die een Profeet was, machtig in werken en woorden voor God en heel het volk; en hoe onze overpriesters en leiders Hem overgeleverd hebben om Hem ter dood te veroordelen, en Hem gekruisigd hebben. En wij hoopten dat Hij het was Die Israël zou verlossen. Maar al met al is het vandaag de derde dag sinds deze dingen gebeurd zijn. Maar ook hebben sommige vrouwen uit ons midden, die vroeg in de morgen bij het graf geweest zijn, ons versteld doen staan. En toen zij Zijn lichaam niet vonden, kwamen ze zeggen dat ze zelfs een verschijning van engelen gezien hadden, die zeiden dat Hij leeft. En sommigen van hen die bij ons waren, gingen naar het graf en troffen het ook zo aan als de vrouwen gezegd hadden, maar Hem zagen zij niet. En Hij zei tegen hen: O onverstandigen en tragen van hart! Dat u niet gelooft al wat de profeten gesproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden en zo in Zijn heerlijkheid ingaan? En Hij begon bij Mozes en al de profeten en legde hun uit wat in al de Schriften over Hem geschreven was.” (Lukas 24:14-27 HSV)

Onze opgestane Heiland zal hoogstwaarschijnlijk bovengenoemde Bijbelgedeelten over de belofte van Zijn komst hebben aangehaald, maar ook de profetieën over Zijn lijden, zoals beschreven door o.a. Jesaja:
“De Heere HEERE gaf Mij een tong van een die onderwijs ontving, zodat Ik weet met de vermoeide een woord op de juiste tijd te spreken. Hij wekt Mij elke morgen, Hij wekt Mij het oor, zodat Ik hoor als zij die onderwijs ontvangen. De Heere HEERE heeft Mij het oor geopend, en Zelf ben Ik niet ongehoorzaam, Ik wijk niet terug. Ik geef Mijn rug aan hen die Mij slaan, Mijn wangen aan hen die Mij de baard uitplukken. Mijn gezicht verberg Ik niet voor smaad en speeksel.” (Jesaja 50:4-6 HSV)

Was dit niet een paar dagen daarvoor gebeurd:
“Pilatus nu wilde de menigte tevreden stellen en liet Barabbas voor hen los; en hij leverde Jezus, nadat hij Hem gegeseld had, over om gekruisigd te worden. En de soldaten leidden Hem het paleis binnen, dat is het gerechtsgebouw, en riepen heel de legerafdeling bijeen. En zij deden Hem een purperen mantel om, en nadat zij een doornenkroon gevlochten hadden, zetten zij Hem die op en begonnen Hem te begroeten: Gegroet, Koning van de Joden! En zij sloegen op Zijn hoofd met een rietstok en bespuwden Hem en zij vielen op de knieën en aanbaden Hem. En toen zij Hem bespot hadden, trokken zij Hem de purperen mantel uit en trokken Hem Zijn eigen kleren aan en leidden Hem naar buiten om Hem te kruisigen.” (Markus 15:15-20 HSV)

De profeet Jesaja schreef ook over een Man van smarten:
“Want Hij is als een loot opgeschoten voor Zijn aangezicht, als een wortel uit dorre aarde. Gestalte of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben. Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, bekend met ziekte, en als iemand voor wie men het gezicht verbergt; Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht. Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen, ons leed heeft Hij gedragen. Wíj hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen. Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg. Maar de HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen. Toen betaling geëist werd, werd Híj verdrukt, maar Hij deed Zijn mond niet open. Als een lam werd Hij ter slachting geleid; als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open. Hij is uit de angst en uit het gericht weggenomen, en wie zal Zijn leeftijd uitspreken? Want Hij is afgesneden uit het land van de levenden. Om de overtreding van mijn volk is de plaag op Hem geweest. Men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij de rijke in Zijn dood geweest, omdat Hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in Zijn mond geweest is.” (Jesaja 53:2-9 HSV)

Jezus was zwaar mishandeld door de Romeinen (de film "The passion of the Christ" geeft ons een idee hoe wreed deze soldaten konden zijn), bespot door Romeinen en Joden, maar verweerde Zich niet:
“Maar Hij antwoordde hem op geen enkel woord, zodat de stadhouder zich zeer verwonderde.” (Mattheüs 27:14 HSV)

De Zoon van God liet Zich als een lam slachten, Hij werd gekruisigd, moest onze zonden op Zich nemen, en toen kwam dat vreselijke moment waarop de Vader, waarmee Hij zo innig verbonden was, Hem verliet:
“En vanaf het zesde uur kwam er duisternis over heel de aarde, tot het negende uur toe. Ongeveer op het negende uur riep Jezus met een luide stem: Eli, Eli, lama sabachtani? Dat betekent: Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?” (Mattheüs 27:45-46 HSV)

Het kan haast niet anders of Jezus heeft de twee Emmaüsgangers er ook op gewezen dat die roep om Zijn Vader al in Psalm 22 stond geschreven:
“Een psalm van David, voor de koorleider, op ‘De hinde van de dageraad’. Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten, bent U ver van mijn verlossing, van de woorden van mijn jammerklacht?” (Psalmen 22:1 HSV)

Koning David beschreef in die Psalm de bespotting en kruisiging van Jezus:
“Maar ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen en veracht door het volk. Allen die mij zien, bespotten mij; zij trekken de lippen op, zij schudden het hoofd en zeggen: Hij heeft zijn zaak aan de HEERE toevertrouwd - laat Die hem bevrijden! Laat Die hem redden, als Hij hem genegen is.” (Psalmen 22:6-8 HSV)

De Joden bespotten Jezus toen Hij aan het kruis hing:
“En de voorbijgangers lasterden Hem, schudden hun hoofd, en zeiden: U Die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, verlos Uzelf. Als U de Zoon van God bent, kom dan van het kruis af! En evenzo spotten ook de overpriesters, samen met de schriftgeleerden en de oudsten en de Farizeeën, en zij zeiden: Anderen heeft Hij verlost, Zichzelf kan Hij niet verlossen. Als Hij de Koning van Israël is, laat Hij nu van het kruis afkomen en wij zullen Hem geloven. Hij heeft op God vertrouwd; laat Die Hem nu verlossen als Hij Hem welgezind is, want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon.” (Mattheüs 27:39-43 HSV)

Psalm 22 vertelt nog meer over de marteldood aan het kruis:
“Als water ben ik uitgestort, ontwricht zijn al mijn beenderen; mijn hart is als was, het is gesmolten diep in mijn binnenste. Mijn kracht is verdroogd als een potscherf, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; U legt mij in het stof van de dood. Want honden hebben mij omsingeld, een horde kwaaddoeners heeft mij omgeven; zij hebben mijn handen en mijn voeten doorboord. Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen; en zij, zij zien het aan, zij kijken naar mij. Zij verdelen mijn kleding onder elkaar en werpen het lot om mijn gewaad.” (Psalmen 22:14-18 HSV)

In het warme, droge Israël hing/stond Jezus urenlang gespijkerd aan een kruis te lijden, omringd door "honden", een naam die de Joden de Romeinse bezetters gaven. Zijn handen en voeten waren doorboord, Hij kon Zijn beenderen tellen, want Hij had amper nog iets aan Zijn lijf: Zijn kleding werd verdeeld en om een naadloos gewaad werd gedobbeld:
“Nadat de soldaten dan Jezus gekruisigd hadden, namen zij Zijn kleren en maakten vier delen, voor elke soldaat een deel, en zij namen ook het onderkleed. Het onderkleed nu was zonder naad, van bovenaf als één geheel geweven. Zij dan zeiden tegen elkaar: Laten wij dat niet scheuren, maar laten wij erom loten voor wie het zal zijn...” (Johannes 19:23-24a HSV)

Toch frappant dat David deze details zo'n 1.000 jaren vóór de kruisiging in deze Psalm mocht beschrijven!

Daniël ontving, tijdens de ballingschap van Israël in Babylonië, een profetie over 70 weken van de engel Gabriël. Deze weken bleken later "jaarweken" te zijn, m.a.w. 70x7 jaren in plaats van 70x7 dagen. Heel opvallend is wat er na 69 "weken" zou gebeuren:
“U moet weten en begrijpen: vanaf de tijd dat het woord uitgaat om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen tot op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven weken en tweeënzestig weken. Plein en gracht zullen opnieuw gebouwd worden, maar wel in benauwde tijden. Na de tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn. Een volk van een vorst, een volk dat komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten...” (Daniël 9:25-26a HSV)

Er zijn veel verklaringen over deze "weken" te vinden in artikelen, boeken, het internet enz. Als we de 69x7 = 483 "profetische jaarweken" van 360 dagen omrekenen in zonnejaren komen we op 476 uit.
En wat vond er plaats zo'n 476 jaren nadat het bevel tot herbouw van Jeruzalem in 445 voor Christus werd gegeven: De Messias werd uitgeroeid, gekruisigd!
Niet voor Hemzelf, maar voor ons!
Enige tientallen jaren later maakten de Romeinen de stad én de tempel met de grond gelijk.

Over de zeventigste week bestaan ook veel theorieën, maar daar gaan we nu geen aandacht aan besteden.

Terug naar de Emmaüsgangers: toen Jezus hen had onderwezen, nodigden ze Hem uit voor het eten. Op dat moment wisten ze nog niet dat ze met de opgestane Heiland te maken hadden:
“En het gebeurde, toen Hij met hen aan tafel aanlag, dat Hij het brood nam en het zegende. En toen Hij het gebroken had, gaf Hij het aan hen. En hun ogen werden geopend, en zij herkenden Hem, maar Hij verdween uit hun gezicht. En zij zeiden tegen elkaar: Was ons hart niet brandend in ons, toen Hij onderweg tot ons sprak en voor ons de Schriften opende?” (Lukas 24:30-32 HSV)

Hun ogen gingen open en zij herkenden hun Messias.

Ik bid dat de ogen van het volk Israël open mogen gaan en zij ook hun Messias zullen herkennen.

(wordt vervolgd)


*

Geen opmerkingen:

Een reactie posten