dinsdag 1 mei 2012

67 Waar blijft de ziel?

Waar blijft de ziel?

Enige tijd geleden zag ik een klein gedeelte van een uitzending van "Pauw & Witteman" waarin men het over deze vraag had. Men besprak ook een boekje van dhr. Bert Keizer met dezelfde titel:
Aanval op de neurosofen
Wie Bert Keizer ook maar enigszins heeft gevolgd, bijvoorbeeld in zijn columns voor dit blad, weet dat hij al enige tijd in debat is met neurologen, psychiaters en neurowetenschappers die ‘de ziel hebben begraven in het brein’. Hij noemt deze filosofische amateurs ‘neurosofen’. Ter gelegenheid van de maand van de filosofie – dit jaar in het teken van de ziel – schreef Keizer "Waar blijft de ziel?" , waarin zijn voornaamse preoccupaties als arts en vooral ook als filosoof samenkomen.
Keizer gebruikt geest, bewustzijn, ziel en misschien ook wel ‘persoon’ voor dezelfde entiteit. Lang geleden, schrijft hij, ‘toen we nog niets van biologie afwisten, zagen we geestelijk leven, de ziel, als een wonderlijke op zichzelf betrokken vonk, een godsgeschenk.’ En vooral sinds Descartes zitten we met een hardnekkig dualisme – lichaam versus geest – waar we maar niet van afkomen.
De neurosofen denken ons daarvan verlost te hebben door ons hele geestelijke bestaan te reduceren tot ‘neuronaal gepruttel’, maar Keizer laat overtuigend zien dat hun oplossing op een drogredenering berust. De neurowetenschapper kan nimmer op nieuw gedrag stuiten. ‘Juist omdat hij het brein “bekleedt” met gedrag, “inricht” aan de hand van belevingen.’ Eerst is er het gedrag en dan vindt de neurowetenschapper daar passende neurologie bij.
Volgens Keizer is bewustzijn niet iets dat ‘oplicht binnen een schedel, het is een aspect van een situatie waarin hersenen, lichaam en wereld samen bezig zijn’. De ziel is iets wat we doen. Maar helemaal sluitend is deze ‘verklaring’ ook niet, besluit hij aan het eind van zijn boekje.
Wat blijft ontbreken, is de herkomst van onze beleving van smaak, pijn, angst et cetera. Keizer vindt steun bij de Amerikaanse filosoof Alva Noë en bij zijn held Wittgenstein, maar liefhebbers zullen in zijn positie ook veel herkennen van de aloude fenomenologie van Merleau-Ponty. Na lezing weet u zeker: iedereen die beweert dat filosofie een zinledige bezigheid is, heeft ongelijk.


Net als Bert Keizer denk ik dat de mens meer is dan "neuronaal gepruttel". Als het niet zo zou zijn, zouden we ongeveer gelijk zijn aan een computerprocessor: deze kan geweldige complexe berekeningen maken in ultra korte tijd, maar alleen volgens van tevoren geëffende paden. Een processor kan niet zelfstandig afwijken van zijn opdracht(en). Een mens daarentegen kan reageren, variëren en creëren.

Wat zegt God's Woord over de ziel, het onderwerp van dit artikel?

In de aloude Staten Vertaling (SVV) vinden we het woord al diverse malen in Genesis, het eerste Bijbelboek.
God formeert uit "het stof der aarde" de mens en blaast hem de levensadem in:
“En de HEERE God had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel.” (Genesis 2:7 SVV)

Zo werd de mens dus een levende ziel.
Sommige andere vertalingen, waaronder de door mij standaard voor deze blog gebruikte Herziene Staten Vertaling (HSV), gebruiken in dit vers het woord "wezen" wat m.i. niet verhelderend werkt. "Wezen" duidt m.i. meer op het schepsel terwijl het schepsel juist een ziel bevat:
“Maar aan al het gedierte der aarde, en aan al het gevogelte des hemels, en aan al het kruipende gedierte op de aarde, waarin een levende ziel is, heb Ik al het groene kruid tot spijze gegeven. En het was alzo.” (Genesis 1:30 SVV)

Het Hebreeuwse woord "nephesh" komt 683 maal in de Bijbel voor en wordt door de Staten Vertaling maar liefst 672 maal met "ziel(en)" vertaald. Opmerkelijk is het zondermeer dat de Herziene Staten Vertaling "slechts" 367 maal deze woorden gebruikt.

Een opmerkelijke tekst over de ziel vinden we in het verhaal over het sterven van Rachel (de geliefde vrouw van Jakob):
“Zij braken op uit Bethel. Toen zij nog maar een kleine afstand af hoefden te leggen om bij Efrath te komen, baarde Rachel, en zij had het zwaar tijdens het baren. En het gebeurde, toen zij het zo zwaar had tijdens het baren, dat de vroedvrouw tegen haar zei: Wees niet bevreesd, want ook deze keer hebt u een zoon! En het gebeurde, toen haar ziel het lichaam verliet, want zij stierf, dat zij hem de naam Ben-oni gaf. Zijn vader gaf hem echter de naam Benjamin. Zo stierf Rachel en zij werd begraven langs de weg naar Efrath, dat is het tegenwoordige Bethlehem.” (Genesis 35:16-19 HSV)

Hier wordt vermeld dat Rachel's ziel haar lichaam verliet "want zij stierf". Blijkbaar verhuist onze ziel op het moment van sterven en gaat niet, zoals zovelen beweren, eenvoudigweg het licht uit. Dit blijkt ook uit het volgende relevante Bijbelgedeelte:
“Vervolgens stond hij (Elia) op en ging naar Zarfath. Toen hij bij de ingang van de stad kwam, zie, daar was een weduwvrouw hout aan het sprokkelen. Hij riep tot haar en zei: Haal toch een beetje water voor mij in deze kruik, zodat ik kan drinken. Toen zij op weg ging om het te halen, riep hij haar na en zei: Breng toch ook een stuk brood voor mij mee. Maar zij zei: Zo waar de HEERE, uw God, leeft! Ik heb geen broodkoek meer, behalve een handvol meel in de pot en een beetje olie in de kruik! En zie, ik ben een paar stukken hout aan het sprokkelen. Zodra ik thuis kom, ga ik het voor mij en voor mijn zoon klaarmaken. Daarna zullen we het opeten en sterven. Maar Elia zei tegen haar: Wees niet bevreesd! Ga, doe overeenkomstig uw woord, maar maak er eerst voor mij een kleine koek van en breng die bij mij. Maak daarna voor u en voor uw zoon iets klaar. Want zo zegt de HEERE, de God van Israël: Het meel in de pot zal niet opraken en in de kruik zal het aan olie niet ontbreken tot op de dag dat de HEERE regen op de aardbodem geven zal. Zij ging en deed overeenkomstig het woord van Elia. Zo at zij, en hij, en haar gezin, vele dagen. Het meel in de pot raakte niet op en in de kruik ontbrak het niet aan olie, overeenkomstig het woord van de HEERE, dat Hij door de dienst van Elia gesproken had. Het gebeurde na deze dingen dat de zoon van deze vrouw, de vrouw des huizes, ziek werd. Zijn ziekte werd zeer ernstig, totdat er in hem geen adem overbleef. Toen zei zij tegen Elia: Hoe heb ik het nu met u, man Gods? Bent u bij mij gekomen om mijn ongerechtigheid in herinnering te brengen en om mijn zoon te doen sterven? Maar hij zei tegen haar: Geef mij uw zoon. Hij nam hem van haar schoot en droeg hem naar boven naar het bovenvertrek, waar hijzelf woonde, en hij legde hem neer op zijn bed. Hij riep de HEERE aan en zei: HEERE, mijn God, hebt U dan ook deze weduwe, bij wie ik als vreemdeling verblijf, zoveel kwaad gedaan dat U haar zoon gedood hebt? En hij strekte zich driemaal over het kind uit en riep de HEERE aan, en zei: HEERE, mijn God, laat toch de ziel van dit kind in hem terugkeren. De HEERE luisterde naar de stem van Elia en de ziel van het kind keerde in hem terug, en het werd weer levend.” (1 Koningen 17:10-22 HSV)

Hier gebeurt het tegenovergestelde: de ziel keert terug in het lichaam waardoor het weer levend werd!
De ziel was dus niet afgestorven nadat deze het lichaam had verlaten, maar keerde weer terug van de plaats waar hij naar toe gegaan was (hierover later meer).

Jezus leerde Zijn discipelen ook dat er onderscheid is tussen lichaam en ziel:
“En wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden, maar wees veeleer bevreesd voor Hem Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel.” (Mattheüs 10:28 HSV)

Ook hier blijkt dat de ziel, gescheiden van het lichaam, verder leeft.
We hoeven niet bang te zijn voor mensen: zij kunnen slechts het lichaam doden en niet aan de ziel komen. De Schepper van hemel en aarde kan echter ook, na het sterven van het lichaam, de ziel te gronde richten in de zo genoemde "tweede dood":
“Maar wat betreft de lafhartigen, ongelovigen, verfoeilijken, moordenaars, ontuchtplegers, tovenaars, afgodendienaars en alle leugenaars: hun deel is in de poel die van vuur en zwavel brandt. Dit is de tweede dood.” (Openbaring 21:8 HSV)

Andere mensen kunnen niet aan onze ziel komen maar wij kunnen haar zelf wel (laten) beschadigen:
“Want wat baat het een mens, als hij heel de wereld wint en aan zijn ziel schade lijdt? Of wat zal een mens geven als losprijs voor zijn ziel?” (Mattheüs 16:26 HSV)

Onze ziel wordt beschadigd door de zonde, door het niet voor de volle 100 procent houden van God's geboden. Alleen de volle 100 procent is een waardige losprijs voor onze ziel.
"Ja," zal menigeen nu denken, "dat kan geen mens!"
Dat klopt!
De apostel Paulus, schrijver van de brief aan de Hebreeën, kreeg de volgende tekst ingegeven:
“Want het Woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt door tot op de scheiding van ziel en geest, van gewrichten en merg, en het oordeelt de overleggingen en gedachten van het hart.” (Hebreeën 4:12 HSV)

Het Woord van God, dat is Jezus (zie Johannes 1), ziet alles! Ook de meest diep verborgen gedachten van onze ziel...

Omdat geen enkel mens zonder zonden is kwam Jezus naar de aarde:
“zoals ook de Zoon des mensen niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven tot een losprijs voor velen.” (Mattheüs 20:28 HSV)

Jezus was zonder zonden en gaf Zijn ziel als losprijs voor velen.
Let op: hier staat niet "allen". Helaas werd en wordt het offer van Messias Jezus door menigeen niet op waarde geschat en opzij geschoven, of eenvoudigweg geloochend.
Paulus beschrijft heel duidelijk de status van dergelijke mensen:
“Ik heb u niet geschreven omdat u de waarheid niet kent, maar omdat u die kent, en omdat er geen leugen uit de waarheid is. Wie is de leugenaar anders dan hij die loochent dat Jezus de Christus is? Dat is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent. Ieder die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet.” (1 Johannes 2:21-23 HSV)

Als een mens Vader en Zoon loochent blijft er niets anders voor hem/haar over dan het oordeel. Dit oordeel heb ik eerder besproken in het artikel "Het duizendjarig rijk en de eeuwigheid". Onderstaande tekst uit het boek van de profeet Daniël zegt m.i. genoeg:
“En velen van hen die slapen in het stof van de aarde, zullen ontwaken, sommigen tot eeuwig leven, anderen tot smaad, tot eeuwig afgrijzen.” (Daniël 12:2 HSV)

Bij het oordeel behoort een opstanding. Zij die het offer van Christus hebben aangenomen, zullen eeuwig bij God mogen zijn, zij die het offer bewust hebben afgewezen, zullen een eeuwig afgrijzen kennen.

Over de verblijfplaats van de ziel, na het sterven van het lichaam, vinden we twee aanduidingen:
1. het dodenrijk, ook wel als "hel" aangeduid - de plaats waar de goddelozen naar toe gaan in afwachting van het laatste Oordeel

“De goddelozen keren om naar het dodenrijk, al de volken die God vergeten.” (Psalmen 9:17 NBG51)

“De goddelozen keren terug, naar de hel toe, alle heidenvolken, die God vergeten.” (Psalmen 9:17 HSV)


2. het paradijs - dit is niet "de Hof van Eden" oftewel het aardse paradijs. Het gaat hier over het hemelse paradijs waar alle kinderen van de Drieënige God van Israël naar toe gaan.

“En Jezus zei tegen hem (dat is de moordenaar die, hangende aan het kruis, van zijn geloof getuigde): Voorwaar, zeg Ik u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn.” (Lukas 23:43 HSV)

“Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint, hem zal Ik te eten geven van de Boom des levens, die midden in het paradijs van God staat.” (Openbaring 2:7 HSV)

Jezus zegt in het boek Openbaring tegen de apostel Johannes:
“en de Levende, en Ik ben dood geweest en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels van het rijk van de dood en van de dood zelf.” (Openbaring 1:18 HSV)

Jezus kan toegang verlenen tot het paradijs én Hij heeft de sleutels van het dodenrijk.

De vraag is nu:

Waar blijft uw ziel ???

Kunt u het lied uit onderstaand filmpje oprecht meezingen?



*

Geen opmerkingen:

Een reactie posten