maandag 25 april 2011

52 Het duizendjarig rijk en de eeuwigheid

Het vorige artikel eindigde met de tekst waarin wordt beschreven hoe het beest en de valse profeet werden gegrepen en in "de poel van vuur" werden gegooid. Satan ontloopt zijn straf natuurlijk ook niet en wordt, in eerste instantie, opgesloten voor een periode van duizend jaren:
“En ik zag een engel neerdalen uit de hemel met de sleutel van de afgrond en een grote ketting in zijn hand. En hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en bond hem voor duizend jaar, en wierp hem in de afgrond, en sloot hem daarin op en verzegelde die boven hem, opdat hij de volken niet meer zou misleiden, totdat de duizend jaar tot een einde gekomen zouden zijn. En daarna moet hij een korte tijd worden losgelaten.” (Openbaring 20:1-3 HSV)

Satan wordt, gedurende wat Christenen "het duizendjarig Rijk" noemen, opgesloten opdat hij de volken niet meer kan misleiden! Daarna mogen de voor Christus gestorvenen opstaan en met Hem, en allen uit "de opname", regeren gedurende duizend jaren:
“En ik zag tronen, en zij gingen daarop zitten, en het oordeel werd hun gegeven. En ik zag de zielen van hen die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het Woord van God, die het beest en zijn beeld niet hadden aangebeden, die het merkteken niet ontvangen hadden op hun voorhoofd en op hun hand. En zij werden weer levend en gingen als koningen regeren met Christus, duizend jaar lang. Maar de overigen van de doden werden niet weer levend, totdat de duizend jaar tot een einde gekomen waren. Dit is de eerste opstanding. Zalig en heilig is hij die deel heeft aan de eerste opstanding. Over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn, en zij zullen met Hem als koningen regeren, duizend jaar lang.” (Openbaring 20:4-6 HSV)

Onderstaand gedeelte van het 65ste hoofdstuk van de profeet Jesaja lijkt dit tijdperk van duizend jaren te beschrijven:
“Want zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Aan de vorige dingen zal niet meer gedacht worden, ze zullen niet meer opkomen in het hart. Maar wees vrolijk en verheug u tot in eeuwigheid in wat Ik schep, want zie, Ik schep Jeruzalem een vreugde en zijn volk blijdschap. En Ik zal Mij verheugen over Jeruzalem en vrolijk zijn over Mijn volk. In haar zal geen stem van geween meer gehoord worden, of een stem van geschreeuw. Daar zal niet meer zijn een zuigeling die maar enkele dagen leeft of een oude man die zijn dagen niet zal volmaken, want een jonge man zal sterven als een honderdjarige, maar een zondaar, al is hij honderd jaar, zal vervloekt worden. Zij zullen huizen bouwen en erin wonen, zij zullen wijngaarden planten en van hun vrucht eten. In wat zij bouwen, zal geen ander wonen, van wat zij planten, zal geen ander eten. Want de dagen van Mijn volk zullen zijn als de dagen van een boom, en Mijn uitverkorenen zullen lang genieten van het werk van hun handen. Zij zullen zich niet voor niets vermoeien of kinderen baren voor iets verschrikkelijks, want zij zijn het nageslacht van de gezegenden door de HEERE, en hun nakomelingen met hen. En het zal geschieden dat voordat zij roepen, Ík zal antwoorden, terwijl zij nog spreken, Ík zal horen. Een wolf en een lammetje zullen gezamenlijk weiden, een leeuw zal stro eten als een rund, een slang zijn voedsel zal stof zijn. Zij zullen geen kwaad doen en geen verderf aanrichten op heel Mijn heilige berg, zegt de HEERE.” (Jesaja 65:17-25 HSV)

Gedurende deze periode kan de mens, terwijl hij minimaal 100 jaren oud wordt, blijkbaar nog steeds zondigen terwijl de dieren zijn teruggekeerd naar hun paradijselijke aard: in de hof van Eden waren immers nog geen vleeseters omdat er simpelweg geen dood was. Jesaja 11 vertelt hier ook over:
“Een wolf zal bij een lam verblijven, een luipaard bij een geitenbok neerliggen, een kalf, een jonge leeuw en gemest vee zullen bij elkaar zijn, een kleine jongen zal ze drijven. Koe en berin zullen samen weiden, hun jongen zullen bij elkaar neerliggen. Een leeuw zal stro eten als het rund. Een zuigeling zal zich vermaken bij het hol van een adder, en in het nest van een gifslang zal een peuter zijn hand steken. Men zal nergens kwaad doen of verderf aanrichten op heel Mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van de kennis van de HEERE, zoals het water de bodem van de zee bedekt.” (Jesaja 11:6-9 HSV)

Lijkt het u ook niet geweldig om eens onbezorgd met een leeuw of beer te stoeien?

We gaan door naar het einde van deze duizend jaren:
“En wanneer die duizend jaar tot een einde gekomen zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten. En hij zal uitgaan om de volken te misleiden die zich in de vier hoeken van de aarde bevinden, Gog en Magog, om hen te verzamelen voor de oorlog. En hun aantal is als het zand van de zee. En zij kwamen op over de breedte van de aarde, en omsingelden de legerplaats van de heiligen en de geliefde stad. Maar er daalde vuur van God neer uit de hemel en dat verslond hen. En de duivel, die hen misleidde, werd in de poel van vuur en zwavel geworpen, waar ook het beest en de valse profeet reeds zijn. En zij zullen dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheid.” (Openbaring 20:7-10 HSV)

Is het niet bijzonder treurig dat, na de duizend jaren van vrede, satan tóch de volken kan misleiden en een enorm leger kan organiseren om op te trekken tegen de heiligen en de geliefde stad Jeruzalem?
Helaas voor hen maakt God heel snel een eind aan deze opstand en wordt de duivel ook in de poel van vuur en zwavel geworpen, voor eeuwig! Mensen welke twijfelen aan de eeuwigheid van de poel van vuur, verwijs ik naar mijn artikel "Iedereen verzoend met God?".

Als satan het toneel voor altijd heeft verlaten komt het moment van de Waarheid:
het moment dat alle doden welke tijdens de eerste opstanding niet weer levend werden, worden geoordeeld:
“En ik zag een grote witte troon, en Hem Die daarop zat. Voor Zijn aangezicht vluchtten de aarde en de hemel weg, zodat er geen plaats meer voor hen te vinden was. En ik zag de doden, klein en groot, voor God staan. En de boeken werden geopend en nog een ander boek werd geopend, namelijk het boek des levens. En de doden werden geoordeeld overeenkomstig wat in de boeken geschreven stond, naar hun werken. En de zee gaf de doden die in haar waren. Ook de dood en het rijk van de dood gaven de doden die in hen waren, en zij werden geoordeeld, ieder overeenkomstig zijn werken. En de dood en het rijk van de dood werden in de poel van vuur geworpen. Dit is de tweede dood. En als iemand niet bleek ingeschreven te zijn in het boek des levens, werd hij in de poel van vuur geworpen.” (Openbaring 20:11-15 HSV)

Sommige Bijbeluitleggers beweren dat alle doden welke hier geoordeeld worden, in de poel van vuur zullen worden geworpen. Zelf laat ik het oordeel liever over aan God. De Almachtige weet wie niet in het boek des levens staan en zal rechtvaardig oordelen.

Na dit laatste oordeel begint het eeuwige Vrederijk, samen met Vader, Zoon en Heilige Geest en de engelen, pas écht:
“En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan. En de zee was er niet meer. En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalen van God uit de hemel, gereedgemaakt als een bruid die voor haar man sierlijk gemaakt is. En ik hoorde een luide stem uit de hemel zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.” (Openbaring 21:1-4 HSV)

Ziet u het verschil met het gedeelte uit Jesaja 65?
De dood zal er niet meer zijn, geen rouw, geklaag of moeite.
Ik kijk uit naar het moment dat God alle tranen van onze ogen zal afwissen!
De heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, blinkend van goud en edelstenen, daalt neer uit de hemel en neemt haar plaats in op de nieuwe aarde. Dit is het huis waar onze Heiland Jezus over sprak:
“In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen; als dat niet zo was, zou Ik het u gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken. En als Ik heengegaan ben en plaats voor u gereedgemaakt heb, kom Ik terug en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben.” (Johannes 14:2-3 HSV)

De troon van God en het Lam zal in die stad staan en uit die troon ontspringt een rivier. Langs die rivier zal opnieuw de Boom des Levens staan welke ook in de Hof van Eden stond (Genesis 2:9):
“En hij liet mij een zuivere rivier zien, van het water des levens, helder als kristal, die uit de troon van God en van het Lam kwam. In het midden van haar straat en aan de ene en de andere zijde van de rivier bevond zich de Boom des levens, die twaalf vruchten voortbrengt-van maand tot maand geeft Hij Zijn vrucht. En de bladeren van de boom zijn tot genezing van de heidenvolken.” (Openbaring 22:1-2 HSV)

De profeet Ezechiël mocht deze rivier ook al beschrijven:
“Daarna bracht Hij mij terug naar de ingang van het huis. En zie, er stroomde water uit, van onder de drempel van het huis naar het oosten, want de voorkant van het huis lag naar het oosten. Het water stroomde naar beneden van onder de rechterzijde van het huis, ten zuiden van het altaar. Vervolgens bracht Hij mij naar buiten via de noorderpoort en leidde mij buitenom rond naar de buitenpoort, in de richting die naar het oosten gekeerd is. En zie, uit de rechterzijde borrelde water. Toen de Man naar het oosten naar buiten ging, was er een meetlint in zijn hand. Hij mat duizend el en liet mij door het water gaan: het water kwam tot de enkels. Hij mat weer duizend el en liet mij door het water gaan: het water kwam tot de knieën. Toen mat Hij er weer duizend en liet mij erdoor gaan: het water kwam tot de heupen. Nog eens mat Hij duizend el: het was een beek waar ik niet door kon gaan, want het water was heel hoog-water waar men alleen zwemmend door kon, een beek waar men anders niet door kon gaan. Hij zei tegen mij: Hebt u het gezien, mensenkind? Toen leidde Hij mij en bracht mij terug naar de oever van de beek. Toen ik teruggekeerd was, zie, bij de oever van de beek stonden zeer veel bomen, aan deze kant en aan de andere kant. Hij zei tegen mij: Dit water stroomt weg naar het oostelijke gebied en stroomt in de Vlakte naar beneden en komt in de zee. In de zee uitgestort, wordt het water gezond. Het zal gebeuren dat alle levende wezens die er wemelen, overal waar een van beide beken naartoe komt, zullen leven. Daar zal zeer veel vis zijn, omdat dit water daarheen komt, en alles waarheen deze beek komt, zal gezond worden en leven. Verder zal het gebeuren dat er vissers langs zullen staan vanaf Engedi tot En-Eglaïm. Er zullen droogplaatsen voor sleepnetten zijn. Hun vis zal van elke soort zijn, zeer talrijk, zoals de vis in de Grote Zee. Maar de moerassen ervan en de poelen ervan zullen niet gezond worden: ze zijn aan het zout prijsgegeven. En langs de beek, langs de oever ervan, zullen aan deze kant en aan de andere kant allerlei vruchtbomen opkomen, waarvan het blad niet zal verwelken en waarvan de vrucht niet zal opraken. Elke maand zullen ze nieuwe vruchten voortbrengen, want het water ervoor stroomt uit het heiligdom. De vrucht ervan zal tot voedsel dienen en het blad ervan tot genezing.” (Ezechiël 47:1-12 HSV)

En dan mogen we voor eeuwig bij God en het Lam zijn en “...als koningen regeren in alle eeuwigheid.” (Openbaring 22:5b HSV)
*

Geen opmerkingen:

Een reactie posten