vrijdag 4 december 2009

38 Niets is hier blijvend....

Na mijn vorige artikel wilde me even geen nieuw onderwerp te binnen schieten. Wel, dat is sinds vrijdag 27 november jl. dramatisch veranderd:
na meer dan 35 jaar voor één en dezelfde baas te hebben gewerkt, waarvan de laatste 4 jaar als manager, kreeg ik te horen dat men mijn Rotterdamse afdeling onder de auspiciën van mijn collega manager uit Antwerpen wilde brengen, dat mijn positie wordt opgeheven en dat ik eind april 2010 afscheid moet nemen van mijn collega's.
Tijd om even te slikken....

Hoe reageert een mens op zulk nieuws?
Woedend, verdrietig, verbijsterd?
Persoonlijk nam ik het vrij gelaten op: als jullie dat zo willen, dan moeten jullie dat maar zo doen!
Objectief gezien, voor zover mogelijk, vind ik het een erg domme beslissing, maar een kat in het nauw (ons bedrijf verliest maandelijks een groot vermogen) maakt nu eenmaal rare sprongen......

Hoe nu verder?

De toekomst wordt knap onzeker: vind ik op 54-jarige leeftijd nog een andere baan? Hoeveel indruk maken een MAVO-4 diploma en twee zwemdiploma's? Moeten we financieel één of meerdere stappen terug? Moeten we een andere woning zoeken?
Eén ding weet ik in ieder geval zeker, namelijk:
“En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn.” (Romeinen 8:28 HSV)

Er zullen ongetwijfeld periodes komen van verdriet, twijfel, misschien wel eens wanhoop, maar juist nu is het zaak om ons vast te klampen aan Gods Woord. Niet doen zoals Job's vrouw:
“Toen zei zijn vrouw tegen hem: Houd je nog steeds vast aan je vroomheid? Zeg God vaarwel en sterf.” (Job 2:9 HSV)

Job's antwoord was duidelijk:
“Maar hij zei tegen haar: Je spreekt zoals één van de dwaze vrouwen spreekt. Zouden wij het goede wel van God ontvangen en zouden we het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet.” (Job 2:10 HSV)

We mogen bidden dat we kunnen volharden, uiteindelijk kreeg de wanhoop Job ook tijdelijk in zijn macht:
“Mijn dagen zijn voorbijgegaan; mijn plannen zijn mij ontrukt, de verlangens van mijn hart. De nacht maken zij tot dag, en zij zeggen dat het licht dichtbij is, ondanks de duisternis. Als ik wacht, zal het graf mijn huis zijn; in de duisternis zal ik mijn bed spreiden. Tot het graf roep ik: U bent mijn vader! Tot de maden: Mijn moeder en mijn zuster! Waar zou mijn hoop dan nu nog op gevestigd zijn? Ja, wie zal mijn hoop aanschouwen?” (Job 17:11-15 HSV)

Heeft een schepsel het recht om kwaad te worden op zijn/haar Schepper? Ik moet er niet aan denken ooit te reageren als Job als hij, overweldigd door wanhoop, beweert onschuldig te staan tegenover God.
Hij kreeg nl. onmiddellijk de wind van voren van Elihu:
“Zeker, je hebt ten aanhoren van mij gezegd, en ik heb de stem van je woorden gehoord: Ik ben rein, zonder overtreding; ik ben onschuldig en heb geen misdaad begaan. Zie, Hij vindt gronden voor een aanklacht tegen mij, Hij beschouwt mij als Zijn vijand. Hij legt mijn voeten in het blok, Hij let op al mijn paden. Maar zie, antwoord ik jou, hierin ben je niet rechtvaardig; want God is groter dan een sterveling. Waarom heb je Hem ter verantwoording geroepen? Hij legt immers van geen van Zijn daden verantwoording af. Want God spreekt één of twee keer, maar men slaat er geen acht op: in een droom, een visioen in de nacht, als een diepe slaap op de mensen valt, in de sluimer op de slaapplaats. Dan openbaart Hij het voor het oor van de mensen, en Hij verzegelt hun tuchtiging, om de mens van een verkeerde daad af te brengen. Hij verbergt de hoogmoed voor een man. Hij houdt zijn ziel af van het verderf, en zijn leven van het omkomen door de werpspies. Hij wordt gestraft met pijn op zijn slaapplaats, en de strijd in zijn beenderen is er voortdurend. Zijn leven verfoeit zelfs het brood, en zijn ziel het begerenswaardige voedsel. Zijn vlees vergaat, zodat het niet meer te zien is, en zijn beenderen, die niet te zien waren, steken nu uit. Zijn ziel nadert het graf, en zijn leven nadert de dingen die doden. Als er dan een afgezant bij hem is, een bemiddelaar, één uit duizend, om de mens bekend te maken wat zijn recht is, dan zal Hij hem genadig zijn, en zeggen: Verlos hem, zodat hij niet neerdaalt in het graf; Ik heb verzoening gevonden. Zijn vlees zal frisser worden dan het was in zijn jeugd; hij zal terugkeren tot de dagen van zijn jeugd. Hij zal vurig tot God bidden, en Die zal hem goedgezind zijn en zijn aangezicht aanzien met gejuich, want Hij zal de sterveling zijn gerechtigheid teruggeven. Hij zal de mensen aanschouwen en zeggen: Ik had gezondigd en wat recht is, krom gemaakt, maar Hij heeft het mij niet vergolden. Maar God heeft mijn ziel verlost, zodat zij niet in het graf kwam, en mijn leven nu in het licht ziet. Zie, dit alles doet God twee of drie keer met een man, om zijn ziel terug te brengen van het graf, opdat hij wordt verlicht met het licht van het leven.” (Job 33:8-30 HSV)

Die "bemiddelaar" is natuurlijk een verwijzing naar Christus:
“Want er is één God. Er is ook één Middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus.” (1 Timotheüs 2:5 HSV)

Hij heeft onze zondeschuld betaald en heeft er voor gezorgd dat wij tot de Vader mogen en kunnen komen. Desondanks kunnen (en zullen) er beproevingen komen om te zien of we werkelijk volharden.
Als het zover komt kunnen we troost vinden in de woorden:
“Meer dan een menselijke verzoeking is u niet overkomen. En God is getrouw: Hij zal niet toelaten dat u verzocht wordt boven wat u aankunt, maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven om die te kunnen doorstaan.” (1 Corinthiërs 10:13 HSV)

De titel van dit artikel is overigens niet geheel waar, ondanks dat de Bijbel zegt:
“Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige.” (Hebreeën 13:14 HSV)

Er zijn namelijk wél blijvende "dingen":
“En u weet dat Hij geopenbaard is om onze zonden weg te nemen; en zonde is er in Hem niet. Ieder die in Hem blijft, zondigt niet; ieder die zondigt, heeft Hem niet gezien en heeft Hem niet gekend. Lieve kinderen, laat niemand u misleiden. Wie de rechtvaardigheid doet, is rechtvaardig, zoals Hij rechtvaardig is. Wie de zonde doet, is uit de duivel; want de duivel zondigt vanaf het begin. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, dat Hij de werken van de duivel verbreken zou. Ieder die uit God geboren is, doet de zonde niet, want Zijn zaad blijft in hem; en hij kan niet zondigen, omdat hij uit God geboren is.” (1 Johannes 3:5-9 HSV)

Gods Liefde en Trouw zijn wél blijvend, daar mogen we in voor- en tegenspoed volledig op vertrouwen!

Misschien lachen we eind volgend jaar wel om dit ontslag...

(update is te lezen in mijn 70ste artikel!)
*

Geen opmerkingen:

Een reactie posten