In Visie nr. 8 stond een artikel van Dirk van Genderen, oud-redacteur van het EO-blad "Visie", met als titel: "Niet iedereen komt in de hemel."
Uit de reacties in jongere "Visies" blijkt wel dat niet iedere Christen hetzelfde denkt over de hel. De alverzoeningsleer, die er vanuit gaat dat élk mens uiteindelijk gered wordt, heeft al eeuwen zijn aanhangers. Begin jaren '80 kwam ik er voor het eerst mee in aanraking toen ik, samen met twee jongens, een gospelgroep wilde beginnen en we onenigheid kregen over de teksten (die we zelf schreven).
Zoals Dirk in zijn artikel schreef, is het kernwoord in de discussie het Griekse woord "aion" wat met "eeuw" of "eeuwig" of als "tijdsperiode" kan worden vertaald.
De alverzoeningsleer stelt dat sommigen wél in de poel des vuurs zullen worden geworpen, evenals de duivel en zijn gevallen engelen, maar dat dat slechts voor een bepaalde periode is.
Niets is echter minder waar!!!!!
Toentertijd (de jaren '80) is één van de twee jongens na flinke discussies tot ander inzicht ingekomen, de ander bleef vasthouden aan de alverzoeningsleer.
Johan Cruijff's terechte uitspraak: "ieder nadeel heb zijn voordeel" bleek toen voor mij waar: doordat ik geconfronteerd werd met deze leer begon ik de Bijbel zeer serieus te bestuderen. Alle bekende teksten uit het Nieuwe Testament over dit onderwerp werden verzameld en besproken. Uit het Oude Testament droeg de volgende tekst bij tot het definitief verwerpen van de valse leer:
“En velen van hen die slapen in het stof van de aarde, zullen ontwaken, sommigen tot eeuwig leven, anderen tot smaad, tot eeuwig afgrijzen.” (Daniël 12:2 HSV)
Hier wordt twee maal het Hebreeuwse woord "olam" gebruikt, én voor het eeuwig leven én voor het eeuwig afgrijzen. Ofwel zijn beide toestanden eeuwig of ze zijn het niet.
Niet de één wel en de ander niet!
Refereert de Here Jezus aan de tekst uit Daniël als Hij zegt:
“Verwonder u daar niet over, want de tijd komt waarin allen die in de graven zijn, Zijn stem zullen horen, en zij zullen eruitgaan: zij die het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, maar zij die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding ter verdoemenis.” (Johannes 5:28-29 HSV)
Aangezien ik onze Heiland op Zijn Woord geloof als Hij spreekt over een eeuwig leven met Hem, zijn voor mij beide toestanden eeuwig, oftewel: zonder einde.
Er wordt i.v.m. de alverzoeningsleer vaak gerefereerd aan deze tekst:
“De Heere vertraagt de belofte niet (zoals sommigen dat als traagheid beschouwen), maar Hij heeft geduld met ons en wil niet dat enigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen.” (2 Petrus 3:9 HSV)
Volgens deze tekst zou de Here willen dat alle mensen tot bekering komen. Echter, deze Bijbelwoorden vertellen dat de Here geduldig is ten opzichte van "u", de "geliefden" zoals uit het voorafgaande vers 8 blijkt:
“Maar laat vooral dit u niet ontgaan, geliefden, dat één dag bij de Heere is als duizend jaar en duizend jaar als één dag.” (2 Petrus 3:8 HSV)
De werkelijke betekenis van vers 9 is dus dat de Here niet wil dat sommigen van de geliefden (Zijn geliefden!) verloren gaan, doch dat alle geliefden tot bekering komen, en omdat dat Zijn wil is gebeurt dat ook!
Helaas zijn niet alle mensen "geliefden": er zijn er genoeg die willens en wetens niets van de Here willen weten. Een oordeel over hen vellen mag ik echter niet: God is de Enige die de innerlijke mens werkelijk kent.
Christenen mogen alleen elkaar liefdevol oordelen, binnen de gemeente. God oordeelt rechtvaardig allen die er buiten zijn:
“Maar nu heb ik u geschreven dat u zich niet moet inlaten met iemand die, terwijl hij een broeder wordt genoemd, een ontuchtpleger is, of een hebzuchtige, of een afgodendienaar, of een lasteraar, of een dronkaard, of een rover. Met zo iemand moet u zelfs niet eten. Het is toch niet aan mij om hen die buiten zijn te oordelen? Oordeelt u immers niet alleen hen die binnen zijn? Maar hen die buiten zijn, oordeelt God. En doe de kwaaddoener uit uw midden weg.” (1 Corinthiërs 5:11-13 HSV)
God zal rechtvaardig oordelen, daar kunnen we op vertrouwen.
Tot die tijd mogen en moeten we de wereld het volgende vertellen:
“Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. Want God heeft Zijn Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij de wereld zou veroordelen, maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden. Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God. En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liefgehad, meer dan het licht, want hun werken waren slecht.Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven, maar wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem.” (Johannes 3:16-19 en 36 HSV)
*
 
Geen opmerkingen:
Een reactie posten