Onze kinderen hebben een dusdanig stel hersens gekregen dat ze op een hoog niveau kunnen studeren. Eén heeft inmiddels zijn bul gehaald, de andere twee zitten respectievelijk middenin en aan het begin van hun studie.
Nu vraagt men mij wel eens: "Je bent zeker wel trots op je kinderen omdat ze het zo goed doen?" Vervolgens kijken ze me wat meewarig aan als ik zeg dat ik niet trots ben maar wel dankbaar. Ik vind "trots" een "vies" woord, waar ik liever niet mee geassocieerd word.
Als je in het "on line woordenboek" van van Dale naar de betekenis van "trots" zoekt, vind je verschillende betekenissen: in negatieve zin o.a. "hoogmoed" en in positieve zin o.a. "eergevoel".
In beide gevallen springt, voor mij, de nadruk op het menselijk presteren eruit terwijl wij, als mens, toch eigenlijk zo weinig voorstellen. Alle dingen, waarop we trots zouden kunnen zijn, worden ons immers gegeven door onze Vader, beginnende bij "het leven".
Als we het over "leven" hebben: hoevelen zijn er niet onnodig gestorven vanwege hun eergevoel of trots? Hoeveel ruzies, vetes, verdriet en ellende heeft "trots" veroorzaakt?
In de eerste zin staat het woord "gekregen", en dat staat er niet voor niets. Iedereen krijgt één of meer "talenten", de één blinkt hier in uit, de andere daar in. Soms (h)erkennen we datgene wat we doen niet als talent. Voor Christenen zou het vanzelfsprekend moeten zijn om onze hemelse Vader voor deze gaven te danken, in plaats van onszelf en/of anderen te roemen.
Er staan veel teksten in de Bijbel waaruit blijkt dat "trots" een slechte eigenschap is. Ik ga ze hier niet allemaal noemen. Een droevig voorbeeld is het verhaal over Mozes en Aäron, welke, op een gegeven moment, toen het volk Israël wéér om water vroeg, instructies van God kregen, maar vervolgens tegen het volk zeiden:
“En Mozes en Aäron riepen de gemeente voor de rots bijeen, en hij zei tegen hen: Luister toch, ongehoorzamen, zullen WIJ voor u uit deze rots water voortbrengen?” (Numeri 20:10 HSV)
Hier gaf Mozes in zijn drift, want hij sloeg twee maal op de rots terwijl God hem had gezegd er tegen te spreken, niet de eer aan God, maar liet het voorkomen alsof hij zelf de macht had om water uit de rots te laten stromen. Het werd hem niet in dank afgenomen, de Almachtige strafte hem zwaar (Num. 20:12).
De apostel Jakobus moest de volgende woorden opschrijven opdat ook wij er van kunnen leren:
“En nu dan u die zegt: Wij zullen vandaag of morgen naar die en die stad reizen, en daar een jaar doorbrengen en handeldrijven en winst maken, u, die niet weet wat er morgen gebeuren zal,want hoe is uw leven? Het is immers een damp, die voor een korte tijd verschijnt en daarna verdwijnt. In plaats daarvan zou u moeten zeggen: Als de Heere wil en wij leven, dan zullen wij dit of dat doen. Maar nu roemt u in uw hoogmoed. Al zulk soort roem is slecht.” (Jakobus 4:13-16 HSV)
God maakt hier duidelijk dat wij mensen wel mooie plannen kunnen maken: "wij zullen dit... en wij zullen dat...", zonder dat we ueberhaupt weten of we de volgende dag wel leven.
Of we het nu in oude of nieuwe taal willen zeggen, het komt er eenvoudigweg op neer:
"Indien de Heer het wil, en wij het leven hebben, dán zullen we dit of dat doen."
Ook hier dienen we onze afhankelijkheid van God te tonen, en dankbaar te zijn voor alles wat Hij ons geeft of laat doen.
“...Want ieder die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.” (Lukas 18:14 HSV)
“En laat de vrede van God heersen in uw harten, waartoe u ook in één lichaam geroepen bent; en wees dankbaar.” (Colossenzen 3:15 HSV)
“en dank altijd voor alle dingen God en de Vader in de naam van onze Heere Jezus Christus.” (Efeziërs 5:20 HSV)
*
Geen opmerkingen:
Een reactie posten