dinsdag 16 september 2008

15 Is de Gemeente het "geestelijk Israël"?

Een kwestie, welke diverse groepen Christenen niet dichter bij elkaar brengt is:
Is de Gemeente de plaatsvervanger van Israël, oftewel: hebben de Joden afgedaan als Gods volk?

Wat zijn de voornaamste punten van deze vervangingsleer?

1. In het plan van God is de Christelijke kerk in de plaats gekomen van Israël, of nauwkeuriger geformuleerd: de kerk is het historisch vervolg van Israël.
2. Het Joodse volk is niet anders dan andere etnische groepen, zoals de Engelsen, Spanjaarden, Balinezen: al deze groepen dienen zich te bekeren tot Jezus Christus en kunnen zo de verlost worden.
3. Zonder berouw en wedergeboorte hebben de Joden geen toekomst, geen hoop.
4. Dit geldt evenzeer voor alle andere volken.
5. In onze tijd, na Pinksteren, is "Israël" de kerk.

Wat zijn de voornaamste argumenten?

1. Een ieder die gelooft in Jezus Christus is een zoon van Abraham. In Galaten 3 lezen wij:
“En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de belofte erfgenamen.” (Galaten 3:29 HSV)

Uit deze tekst blijkt dat de kinderen van Abraham geestelijke kinderen van hem zijn. Ze zijn niet gebonden aan landsgrenzen.

2. Aan Abraham werd beloofd dat hij Kanaän zou beërven; dat was "een voorproefje". Het werkelijke beloofde land zal de hele wereld omvatten. Zie hiervoor Rom. 4:13:
“Want niet door de wet is de belofte aan Abraham of zijn nageslacht gedaan dat hij een erfgenaam van de wereld zou zijn, maar door de gerechtigheid van het geloof.” (Romeinen 4:13 HSV)

De kerk en niet Israël, zal dus de wereld beërven.

3. Het volk Israël was slechts het zaad van waaruit de toekomstige kerk zou groeien. Hiertoe behoren mensen uit alle volken, zoals al voorzegd door Maleachi):
“Want vanwaar de zon opkomt tot waar hij ondergaat, zal Mijn Naam groot zijn onder de heidenvolken; in elke plaats zal aan Mijn Naam een reukoffer gebracht worden, en een rein graanoffer. Voorzeker, Mijn Naam zal groot zijn onder de heidenvolken, zegt de HEERE van de legermachten.” (Maleachi 1:11 HSV)

4. Jezus leerde dat de Joden hun geestelijke privileges zouden verliezen, en dat ze vervangen zouden worden door een ander volk (Mat. 21:43):
“Daarom zeg Ik u dat het Koninkrijk van God van u weggenomen zal worden en aan een volk gegeven dat de vruchten ervan voortbrengt.” (Mattheüs 21:43 HSV)

In Handelingen 1 vragen de discipelen:
“...Heere, zult U in deze tijd voor Israël het Koninkrijk weer herstellen?” (Handelingen 1:6b HSV)

Uit hun vraag blijkt dat ze nog niet op de hoogte zijn van Gods bedoeling met de Kerk, en Jezus negeert dan ook hun vraag.

5. Een ware Jood is iemand die uit de Geest geboren is, onafhankelijk van het feit of hij nu wel of niet Joods van geboorte is (Rom. 2:28-29).

6. Paulus laat zien dat de kerk in wezen dezelfde "olijfboom" is als Israël. Daarom is het verkeerd om onderscheid te maken tussen Israël en de kerk. Mensen van Joodse afkomst moeten worden teruggeplaatst in de kerk (Rom. 11:17-23).

7. Alles wat aan Israël beloofd is in het Oude Testament, behoort nu toe aan de christelijke kerk, tenzij deze beloften al vervuld werden voor Christus' komst. De andere beloften mogen niet letterlijk of vleselijk uitgelegd worden, maar geestelijk en symbolisch. Daarom hebben profetische verwijzingen naar Israël, Jeruzalem, Sion en de tempel eigenlijk betrekking op de kerk (2 Kor. 1:20). In het Nieuwe Testament worden al deze beloften geestelijk opgevat (zie hiervoor Gal. 4:21-26, 6:16; Ef. 2:19-22; Heb. 12:22).

Dat is heel wat! Veel beweringen kloppen, maar niet volledig, ze worden hier en daar in een verkeerd daglicht geplaatst.

Neem bijv. Romeinen 2:28-29 waar wordt gesproken over de "ware Jood" (zie argument 5). Deze teksten worden volkomen verkeerd uitgelegd, het gaat er in deze verzen om dat alle uiterlijkheden geen waarde hebben als het hart niet "besneden" is:
“In Hem bent u ook besneden met een besnijdenis die niet met handen plaatsvindt, door het uittrekken van het lichaam van de zonden van het vlees, door de besnijdenis van Christus.” (Colossenzen 2:11 HSV)

Ook Jeremia roept het volk op tot een besnijdenis van het hart:
“Besnijd u voor de HEERE en doe de voorhuid van uw hart weg, mannen van Juda en inwoners van Jeruzalem; anders zal Mijn grimmigheid uitslaan als een vuur en branden zonder dat iemand kan blussen, vanwege uw slechte daden.” (Jeremia 4:4 HSV)

Wat zegt Paulus over aartsvader Abraham:
“En hij heeft het teken van de besnijdenis ontvangen als een zegel van de gerechtigheid van het geloof dat hij had toen hij nog onbesneden was, opdat hij een vader zou zijn van allen die geloven, hoewel zij onbesneden zijn, opdat ook hun de gerechtigheid toegerekend zou worden; en om een vader te zijn van hen die besneden zijn, voor hen namelijk die niet alleen besneden zijn, maar die ook wandelen in de voetsporen van het geloof van onze vader Abraham dat hij had toen hij nog onbesneden was.” (Romeinen 4:11-12 HSV)

Een Jood is pas een Jood als hij niet alleen besneden is, maar ook wandelt in het geloof van Abraham. Paulus "spreekt" hier de (Romeinse) Joden, en niemand anders, er op aan, en wijst ze daar op (lees ook Colossenzen 2:17). Het is een vreemde conclusie om te stellen dat een tot het Christendom bekeerde heiden (=niet-Jood) plotsklaps als ware Jood wordt gerekend.
De Schrift geeft aan waarom "natuurlijke takken" worden weggebroken van de stam. Lees de verzen 17 t/m 24 van Romeinen 11 maar eens aandachtig: daar wordt gesproken over "natuurlijke takken" en "wilde takken".
Deze laatsten worden tegen hun natuur geënt in de olijfboom en hebben mede deel “...gekregen aan de wortel en de vettigheid van de olijfboom,” (Romeinen 11:17 HSV)

Er staat echter nergens dat ze óók "natuurlijke takken" worden, integendeel: ze mogen niet roemen tegen de afgebroken "natuurlijke takken". Ze zouden zelf immers ook kunnen vallen.....en, als de "afgerukte takken" tot geloof komen, "hoeveel te meer zullen zij die natuurlijke takken zijn, geënt worden op hun eigen olijfboom?" (Romeinen 11:24 HSV)

Alle argumenten bij elkaar leggen het tóch af tegen Paulus' betoog in Romeinen 11:25-36:
“Want ik wil niet, broeders, dat u geen weet hebt van dit geheimenis (opdat u niet wijs zou zijn in eigen oog), dat er voor een deel verharding over Israël is gekomen, totdat de volheid van de heidenen is binnengegaan. En zo zal heel Israël zalig worden, zoals geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob. En dit is het verbond van Mij met hen, wanneer Ik hun zonden zal wegnemen. Zij zijn weliswaar wat het Evangelie betreft vijanden vanwege u, maar wat de verkiezing betreft geliefden vanwege de vaderen. Want de genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk. Zoals ook u immers voorheen God ongehoorzaam was, maar nu ontferming verkregen hebt door hun ongehoorzaamheid, zo zijn ook zij nu ongehoorzaam geworden, opdat ook zij door de ontferming die u bewezen is, ontferming zouden verkrijgen. Want God heeft hen allen in ongehoorzaamheid opgesloten om Zich over allen te ontfermen. O, diepte van rijkdom, zowel van wijsheid als van kennis van God, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen! Want wie heeft de gedachten van de Heere gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest? Of wie heeft Hem eerst iets gegeven en het zal hem vergolden worden? Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen.” (Romeinen 11:25-36 HSV)

Kijken we even specifiek naar de volgende tekst:
“Want ik wil niet, broeders, dat u geen weet hebt van dit geheimenis (opdat u niet wijs zou zijn in eigen oog), dat er voor een deel verharding over Israël is gekomen, totdat de volheid van de heidenen is binnengegaan. En zo zal heel Israël zalig worden, zoals geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob. En dit is het verbond van Mij met hen, wanneer Ik hun zonden zal wegnemen.” (Romeinen 11:25-27 HSV)

Paulus mag hier een "geheimenis" openbaren, zodat wij, Christenen, niet eigenwijs zullen zijn: er is een verharding, welke over een gedeelte van Israël (=de Joden) is gekomen. Let vervolgens op het woord "totdat", dit houdt in dat het tijdelijk is en dat er een verandering zál komen, en wel op de volgende manier:
“...De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob. En dit is het verbond van Mij met hen, wanneer Ik hun zonden zal wegnemen.” (Romeinen 11:26b-27 HSV)

Is dit soms waarover gesproken wordt in Zacharia 12:
“Maar over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik de Geest van de genade en van de gebeden uitstorten. Zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben. Zij zullen over Hem rouw bedrijven, als met de rouwklacht over een enig kind; en zij zullen over Hem bitter klagen, zoals men bitter klaagt over een eerstgeborene. Op die dag zal in Jeruzalem de rouwklacht groot zijn, zoals de rouwklacht van Hadad-Rimmon in het dal van Megiddo. Het land zal rouw bedrijven, elk geslacht afzonderlijk: het geslacht van het huis van David afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk, het geslacht van het huis van Nathan afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk, het geslacht van het huis van Levi afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk, het geslacht van Simeï afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk, al de overige geslachten: elk geslacht afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk.” (Zacharia 12:10-14 HSV)

Er zal in de toekomst een dag komen, in de tijd dat alle volken tegen Jeruzalem zullen optrekken (zie ook Zacharia 14 en Openbaringen 19), dat het Joodse volk (ze worden immers bij hun geslacht/stam genoemd) de Geest der genade en der gebeden zal ontvangen. Dan zal hen massaal de ogen worden geopend en zullen zij Hem aanschouwen "die zij doorstoken hebben": onze Verlosser.
Dan zal Hij ook hún Verlosser zijn.
Ook Ezechiël 37 spreekt over het moment dat, nadat de Joden massaal vanuit de gehele wereld teruggekeerd zijn naar het land dat de Almachtige hen gegeven heeft, de Schepper hen Zijn Geest zal geven:
“Ik zal Mijn Geest in u geven, u zult tot leven komen en Ik zal u in uw land zetten. Dan zult u weten dat Ík, de HEERE, dit gesproken en gedaan heb, spreekt de HEERE.” (Ezechiël 37:14 HSV)

Momenteel zijn zij “...weliswaar wat het Evangelie betreft vijanden vanwege u, maar wat de verkiezing betreft geliefden vanwege de vaderen. Want de genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk.” (Romeinen 11:28-29 HSV)

"Zij", oftewel de niet in Christus gelovende Joden, zijn vijanden aangaande het Evangelie, "vanwege u", oftewel om wille van de Christenen (in Rome), opdat deze behouden zouden worden vanwege hun geloof in Christus, maar "zij", wederom dezelfde Joden, zijn beminden aangaande de verkiezing, "vanwege de vaderen", oftewel de aartsvaderen Abraham, Izaäk en Jakob.

"wat de verkiezing betreft geliefden vanwege de vaderen", geldt dat dan voor alle volken? Het gaat hier toch specifiek over het Joodse volk en hun verkiezing.

Willen Christenen écht zo eigenwijs zijn om het Joodse volk op "de grote hoop" te schuiven, ondanks dat Paulus hier speciaal voor waarschuwt?

Er staat nog iets heel moois te gebeuren met het Joodse volk, want onze Vader laat geen enkele van Zijn beloften onvervuld ("Want de genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk" Rom. 11:29 HSV) en voltooit Zijn plan, ook al is het niet op de manier welke wij zouden bedenken en/of logisch zouden vinden:
“O, diepte van rijkdom, zowel van wijsheid als van kennis van God, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen! Want wie heeft de gedachten van de Heere gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest?” (Romeinen 11:33-34 HSV)

Als we heel beknopt kijken naar het huidige volk Israël en haar jongste geschiedenis (een uitgebreide chronologie is te vinden op http://www.cidi.nl) zien we:

- eind 19de eeuw begon men het Zionisme en begon men moerassen en woestenijen van de Arabieren te kopen, in totaal ca. 25 % van alle landgoederen
- begin 20ste eeuw kwam een immigratiestroom op gang en werden de eerste kibboetsen gesticht
- in 1920 vonden de eerste Arabische aanvallen op Joodse dorpen plaats
- in een ultieme poging van "de tegenstander" om het Joodse volk uit te roeien vond er tijdens de 2de wereldoorlog (1940-1945) een "Endlösung" plaats, 6 miljoen Joden verloren hun leven
- God keerde echter het kwade ten goede en bracht "het overblijfsel" terug naar het land Israël (1948), ondanks dat de Verenigde Naties eerst Oeganda als thuisland hadden geopperd
- sinds de oprichting in 1948 vonden er diverse oorlogen plaats, welke Israël alleen met Gods Hulp kon winnen omdat ofwel de tegenstanders een grote overmacht hadden (in de Onafhankelijkheidsoorlog stonden ze tegenover de legers van Egypte, Syrië, Jordanië, Libanon, Saoedi-Arabië en Irak) ofwel omdat de aanval als "een dief in de nacht kwam" en de Joden bijna definitief werden overrompeld (de z.g. Jom Kippoer-oorlog)
- Jeruzalem is "een lastige steen" voor de volken (Zach. 12:3), is een vrijwel dagelijks onderwerp van gesprek binnen de Verenigde Naties

Willen wij, Christenen, hier bewust blind voor zijn of willen we "de beminden" gedenken, en bidden om “...vrede voor Jeruzalem, laat het goed gaan met hen die u liefhebben. Laat vrede binnen uw vestingwal zijn, rust in uw burchten. Omwille van mijn broeders en mijn vrienden spreek ik nu: Vrede zij in u! Omwille van het huis van de HEERE, onze God, zal ik het goede voor u zoeken.” (Psalmen 122:6-9 HSV)

Vanzelfsprekend zijn er nog vele Bijbelteksten welke over Israël en de Gemeente spreken, maar de "bottomline" blijft:
“Zij zijn weliswaar wat het Evangelie betreft vijanden vanwege u, maar wat de verkiezing betreft geliefden vanwege de vaderen. Want de genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk.” (Romeinen 11:28-29 HSV)

Om de oorspronkelijke vraag terug te komen: Is de Gemeente het "geestelijk Israël"?
Het antwoord is "ja", maar de Gemeente is géén plaatsvervanger voor het uitverkoren volk Israël, die manier van omgaan met de Schrift is niet gerechtvaardigd!
Onze Vader gaat Zijn eigen weg, en vergeet zijn beloften aan het volk der Joden niet.
*

Geen opmerkingen:

Een reactie posten