Is het Bijbels verantwoord om vrouwelijke voorgangers, oudsten en diakenen aan te stellen?
Geeft de Bijbel een hiërarchie of rangorde aan?
Als we bij het begin beginnen: toen Adam en Eva hun eerste zonden pleegden, riep God Adam ter verantwoording. Adam deed toen wat menigeen van ons nog steeds doet, nl. de verantwoording/schuld naar een ander schuiven:
“Toen zei Adam: De vrouw die U gaf om bij mij te zijn, die heeft mij van die boom gegeven en ik heb ervan gegeten.” (Genesis 3:12 HSV)
Adam luisterde naar de vrouw, die hem als hulp was gegeven (Gen. 2:18), in plaats van naar God te luisteren.
Door het Oude Testament heen, blijkt overal dat de vrouw onderdanig moest zijn aan de man, zo noemde Sara haar echtgenoot Abraham "mijn heer" (Gen. 18:12), dochters werden ten huwelijk gegeven en letterlijk en figuurlijk tot echtgenoten genomen. Als de echtgenoot kwam te overlijden moest de vrouw verplicht met één van zijn broers trouwen (zie ook Luk. 20:28).
Nu zullen sommigen zeggen dat deze hiërarchie cultuurgebonden is, maar, uitgaande van het gegeven dat alle culturen voortkomen uit de acht personen, welke van de zondvloed gered werden middels de ark, lijkt het een stuk logischer te zeggen dat deze hiërarchie, vanaf het begin, ingebakken zit in alle culturen.
Paulus, welke ten onrechte door sommigen het stempel "vrouwenhater" heeft opgedrukt gekregen, terwijl hij was uitverkoren door onze Here Jezus (Hand. 9:15), schrijft in de brief aan de Romeinen:
“Want de gehuwde vrouw is door de wet gebonden aan de man zolang hij leeft. Als de man echter gestorven is, is zij ontslagen van de wet die haar aan de man bond.” (Romeinen 7:2 HSV)
In de brief aan de Korintiërs geeft hij duidelijk de hiërarchie aan:
“Maar ik wil dat u weet dat Christus het hoofd is van iedere man en de man het hoofd van de vrouw en God het hoofd van Christus.” (1 Corinthiërs 11:3 HSV)
In de verzen 5 t/m 7 gaat het over het bedekken van het hoofd van de vrouw, hier wordt duidelijk gemaakt dat:
“Een man moet het hoofd namelijk niet bedekken, omdat hij het beeld en de heerlijkheid van God is. De vrouw is echter de heerlijkheid van de man.” (1 Corinthiërs 11:7 HSV)
In Efez. 5:22-24 wordt wederom de Bijbelse hiërarchie overduidelijk aangegeven:
“Vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig, zoals aan de Heere, want de man is hoofd van de vrouw, zoals ook Christus Hoofd van de gemeente is; en Hij is de Behouder van het lichaam. Daarom, zoals de gemeente aan Christus onderdanig is, zo behoren ook de vrouwen in alles hun eigen mannen onderdanig te zijn.” (Efeziërs 5:22-24 HSV)
Geeft dit de man het recht om de baas te spelen, wat zelfs kan ontaarden in geestelijk en/of fysiek geweld?
Petrus schrijft het volgende:
“Evenzo, mannen, woon met begrip met haar samen; geef de vrouw, als de zwakkere, haar eer; u bent immers ook mede-erfgenamen van de genade van het eeuwige leven; opdat uw gebeden niet verhinderd worden.” (1 Petrus 3:7 HSV)
Deze tekst laat zien dat de man heel verantwoord en liefdevol met zijn vrouw moet omgaan: "geef de vrouw eer" is iets heel anders dan "alleen recht op het aanrecht"! Uiteindelijk zijn onze vrouwen mede-erfgenamen van de genade Gods. En, als de man NIET zó omgaat met zijn vrouw als Gods Woord voorschrijft, zullen zijn gebeden verhinderd worden.
Iets om goed over na te denken.......
Paulus, de "vrouwenhater", gebiedt de mannen:
“Mannen, heb uw vrouw lief en wees niet verbitterd tegen haar.” (Colossenzen 3:19 HSV)
Deze teksten gebieden de man en geven tegelijkertijd de vrouw recht op oprechte liefde, waardering, geborgenheid, geduld en begrip.
Bovengenoemde rangorde is van kracht in de gemeente en in het gezin. In de "wereld", zoals bijv. de zakenwereld, wordt de rangorde bepaald d.m.v. functies, welke vrijwel alle, in principe, zowel door mannen als door vrouwen kunnen worden vervuld.
Wat heeft dit alles nu met vrouwelijke ambtsdragers te maken?
Welnu, als de man door God bóven de vrouw is geplaatst als haar hoofd, en als Gods Woord zegt dat de vrouw in de gemeente moet zwijgen (1 Cor. 14:34-35), sluit dat dan een dergelijke leidende positie in de gemeente niet uit?
Johannes Calvijn verduidelijkte een en ander door aan te geven dat er van origine geen hoofdstukken of pericopen in de Bijbel waren. Als men vanaf 1 Tim. 2:11 t/m 3:15 leest, ziet men achtereenvolgens dat de vrouw zich stil moet houden en niet over de man mag heersen, vervolgens worden de criteria genoemd waar een man aan MOET voldoen als hij één van beide ambten begeert (!), en Paulus eindigt dit gedeelte met:
“Deze dingen schrijf ik u, in de hoop spoedig naar u toe te komen. Maar voor het geval dat ik langer wegblijf, weet u nu hoe men zich moet gedragen in het huis van God, dat is de gemeente van de levende God, zuil en fundament van de waarheid.” (1 Timotheüs 3:14-15 HSV)
Een praktisch voorbeeld betreffende diakenen vinden we in Handelingen 6:1-6 waar blijkt dat er te veel werk is voor de apostelen, zij moeten zich bezig houden met het Woord én met "de tafels" oftewel het materiële.
Er wordt dan geen oproep gedaan voor een aantal vrijwilligers, maar er wordt bewust gezocht naar zeven mannen, die aan strenge eisen moeten voldoen (zoals ook beschreven in 1 Tim. 3), opdat zij voor de materiële zaken kunnen zorgen. Dit werden de eerste diakenen.
Er werd niet naar vrouwen gezocht, ofschoon die er wel degelijk waren, zoals de Schrift aangeeft in Hand. 5:
“En er werden er steeds meer toegevoegd die in de Heere geloofden, menigten van zowel mannen als vrouwen,” (Handelingen 5:14 HSV)
Het regelmatig gebruikte argument dat een dergelijk "rollenpatroon" cultuurgebonden was, klopt in die mate dat de cultuur van de Joden voor het overgrote deel uit Gods onveranderlijke Woord was voortgekomen. Ik ben van mening dat de Bijbel cultuurbepalend is. Dus niet: Gods Woord aan onze tijd aanpassen, maar ons aanpassen aan Zijn Woord. Zoals Johannes de Doper zei:
“Hij moet meer worden, ik echter minder.” (Johannes 3:30 HSV)
Er werd simpelweg niet naar vrouwen gezocht omdat ze gehoorzaam wilden blijven aan de hiërarchie zoals God die heeft aangegeven!
Er zijn sommigen die met teksten aankomen waaruit blijkt dat vrouwen "profetes" en "richteres" e.d. zijn geweest, welnu, deze teksten doen niets af van de overduidelijke Nieuw-Testamentische richtlijnen. De uitzondering bevestigt de regel nu eenmaal niet!
Anderen geven aan dat vrouwen ook "dienaren" worden genoemd, en het Griekse woord voor "dienaar" is hetzelfde als voor "diaken", dus zouden vrouwen diakenen mogen zijn. Echter, Paulus noemt zichzelf ook meerdere malen een "dienaar" terwijl hij apostel is. Het woord "diakonos" kan zowel een diaken (zoals wij die kennen) aanduiden, als ook "iemand die bevelen uitvoert" of "iemand die eten en drinken serveert". Men moet het woord wel in de juiste context plaatsen. Zo kan het bijv. wel zijn dat de diaken vrouwelijke assistenten heeft om hem te helpen met zijn taken.
Tot slot: er zijn sommigen de mening toegedaan dat vrouwen wel een ambt mogen vervullen als de mannen verzaken. Dit is een pijnlijk, zelfs schrijnend punt: veel mannen lopen weg voor hun gemeentelijke, Christelijke verantwoordelijkheden. Natuurlijk kan er een gegronde reden zijn om het ambt niet te begeren, bijv. als de leer van de gemeente niet zuiver (meer) is, maar heel vaak is het zo gesteld dat, in plaats van "het ambt te begeren", er uitvluchten worden verzonnen, terwijl het uiteindelijk op prioriteiten stellen én geloofsvertrouwen aankomt. Mozes probeerde ook onder zijn taak uit te komen, ondanks alles wat God hem vertelde en tevens liet zien (Exodus 3:9 t/m 4:17), dus nieuw is een dergelijk gedrag niet, maar het is wel iets om je, als Christenman, voor te schamen...
Wordt het geen tijd voor elke Christenman om zijn leven en levensstijl eens onder de loep te nemen, en te kijken of hij wel serieus met zijn geloof, met zijn Heiland, bezig is? Moeten we er niet oprecht naar streven dat we aan de criteria, zoals genoemd in 1 Tim. 3, voldoen?
Dán zal de Gemeente niet snel zonder ambtsdragers, zoals bedoeld in Gods Woord, komen te zitten.
Eén punt uit de criteria wil ik nog nadrukkelijk onder de aandacht brengen:
“Hij moet goed leiding geven aan zijn eigen huis, zijn kinderen onderdanig houden, in alle waardigheid. Want als iemand niet weet hoe hij leiding moet geven aan zijn eigen huis, hoe zal hij voor de gemeente van God zorg dragen?” (1 Timotheüs 3:4-5 HSV)
“De diakenen moeten mannen van één vrouw zijn, die goed leiding geven aan hun kinderen en aan hun eigen huis.” (1 Timotheüs 3:12 HSV)
De ouderlingen én de diakenen dienen hun gezinnen, inclusief kinderen, op een goede wijze te regeren. Als ze dat niet kunnen, hoe willen ze dan de Gemeente leiden? Zo kun je het gezin als leerschool zien voor toekomstige ambtsdragers. Hoe kun je gelovigen naar volwassenheid leiden als je dat niet met je kinderen kunt?
Dit specifieke criterium heeft er in 1990 voor gezorgd dat ik mijn taak als oudste heb neergelegd. Niet omdat ons gezin onbestuurbaar was, integendeel: de reden was dat ik inzag dat ik te jong was.
Naar mijn bescheiden mening kun je pas spreken van "goed besturen van een gezin" als je één of meerdere van je kinderen op een goede manier door de puberteit naar zelfstandige volwassenheid hebt (be)geleid. Een gezin met kleine kinderen besturen is uiteindelijk nog betrekkelijk eenvoudig.
Op deze manier komen we vanzelf bij mannen rond de middelbare leeftijd uit, maar ja, het ambt heet niet voor niets: "oudste" !
Oudere mannen, welke hun gezin goed besturen, hebben méér levenservaring, zijn vaak wat geduldiger, hebben meestentijds ook meer gelegenheid gehad om Bijbelkennis te vergaren. Een oudste kan nu eenmaal niet zonder een ruime Bijbelkennis, hij mag geen nieuweling in het geloof zijn:
“Hij mag geen pasbekeerde zijn, opdat hij niet verwaand wordt en daardoor onder het oordeel van de duivel valt.” (1 Timotheüs 3:6 HSV)
Laten jonge mannen, met het hart op de juiste plaats, zich toch niet vergalopperen in hun ijver voor de Heer, maar laten de oudere mannen hun verantwoordelijkheden nemen. Als ze het ambt begeren (1 Tim. 3:1) hoeven ze niet te wachten tot ze gekozen zijn, ze mogen zich aanmelden bij de kerkenraad.
*
Geen opmerkingen:
Een reactie posten