dinsdag 16 april 2013

79 Ik, ellendig mens ! ( Romeinen 7:1-25 )

Paulus schreef over zichzelf (en over ons!) in Romeinen 7:24 “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?” (Romeinen 7:24 HSV)

Dit deed hij om aan te geven dat een wedergeboren Christen tot aan zijn/haar sterven of totdat de Heer komt te maken zal hebben met een lichaam dat geneigd is tot zondigen. In hoofdstuk 7 van de brief aan de Romeinen beschrijft Paulus dit behoorlijk gedetailleerd. Laten we beginnen bij de eerste drie verzen waarin staat beschreven hoe de dood een einde én een nieuw begin kan zijn:
“Of, broeders, weet u niet - ik spreek immers tot mensen die de wet kennen - dat de wet over de mens heerst zolang hij leeft? Want de gehuwde vrouw is door de wet gebonden aan de man zolang hij leeft. Als de man echter gestorven is, is zij ontslagen van de wet die haar aan de man bond. Daarom dan, als zij de vrouw van een andere man wordt terwijl haar man leeft, zal zij een overspelige genoemd worden. Als haar man echter gestorven is, is zij vrij van de wet, zodat zij geen overspelige is als zij de vrouw van een andere man wordt.” (Romeinen 7:1-3 HSV)

Hier wordt beschreven dat een vrouw aan haar man gebonden is zolang hij leeft (m.u.v. de bekende twee uitzonderingen zoals genoemd in Mattheüs 19:9 en 1 Corinthiërs 7:15). Dit is geheel in overeenstemming met Paulus' woorden uit 1 Cor. 7:10-11 “Maar de gehuwden beveel ik - niet ik, maar de Heere - dat een vrouw niet zal scheiden van haar man, - en als zij toch gaat scheiden, moet zij ongehuwd blijven of zich met haar man verzoenen - en dat een man zijn vrouw niet zal verlaten.” (1 Corinthiërs 7:10-11 HSV). Eerst als de man (of vrouw) gestorven is, is de ander vrij van de wet en kan, indien gewenst, een nieuwe levenspartner aanhangen.

Hetzelfde gebeurde door het offer van Jezus Christus:
“Zo, mijn broeders, bent u ook door het lichaam van Christus gedood met betrekking tot de wet, opdat u aan een Ander zou toebehoren, namelijk aan Hem Die uit de doden opgewekt is, opdat wij vrucht zouden dragen voor God. Want toen wij in het vlees waren, waren de hartstochten van de zonden, die geprikkeld worden door de wet, in onze leden werkzaam om vrucht te dragen voor de dood. Maar nu zijn wij ontslagen van de wet, gestorven aan dat waaraan wij vastgebonden zaten, zodat wij in nieuwheid van Geest dienen, en niet in oudheid van letter.” (Romeinen 7:4-6 HSV)

Een wedergeboren Christen, m.a.w. iemand die zijn/haar leven aan Jezus overgeeft als liefdevolle dank voor Zijn verzoeningsoffer aan het kruis van Golgotha, is mét Hem mede gekruisigd, gestorven én weer opgestaan uit de dood (dit wordt perfect uitgebeeld door de doop der gelovigen waar iemand in het watergraf neerdaalt en er weer uit oprijst). Vanaf dat moment van wedergeboorte heeft die Christen een vernieuwde, wedergeboren Geest die dood is voor Gods Wet.

In de volgende verzen legt Paulus het verband tussen wet, gebod en zonde uit:
“Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik zou de zonde niet hebben leren kennen dan door de wet. Ik zou immers ook niet geweten hebben dat begeerte zonde was, als de wet niet zei: U zult niet begeren. Maar de zonde heeft door het gebod een aanleiding gevonden en in mij allerlei begeerte teweeggebracht, want zonder de wet is de zonde dood. Ik nu leefde voorheen zonder wet, maar toen het gebod kwam, is de zonde weer levend geworden. Ik echter ben gestorven. En het gebod, dat tot leven had moeten leiden, bleek voor mij de dood te betekenen. Want de zonde heeft door het gebod een aanleiding gevonden en mij misleid en daardoor gedood. Zo is dan de wet heilig, en het gebod is heilig en rechtvaardig en goed.” (Romeinen 7:7-12 HSV)

De apostel legt hier haarfijn uit dat een mens, onwetend van Gods Wet en het gebod, de zonde niet kan herkennen (hier mogen aanhangers van de evolutietheorie even over nadenken!). Toen God Zijn Wet en geboden aan de mens gaf, werd pas echt duidelijk dat een mens een zondig wezen is. Gods geboden bliezen, als het ware, nieuw leven in de zonde. Helaas, het einde van een zondig leven is de hopeloze dood. De wet heeft daar geen schuld aan, die is immers "heilig en rechtvaardig en goed" omdat het Gods Woord is.
Lees maar verder vanaf vers 13:
“Is dan het goede de oorzaak van mijn dood geworden? Volstrekt niet! Maar de zonde heeft - opdat zij als zonde zichtbaar zou worden - door het goede voor mij de dood teweeggebracht, opdat door het gebod de zonde uitermate zondig zou blijken te zijn. Want wij weten dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde. Wat ik namelijk teweegbreng, doorzie ik niet, want niet wat ik wil, dat doe ik, maar wat ik haat, dat doe ik. En als ik dat doe wat ik niet wil, val ik de wet bij dat zij goed is.” (Romeinen 7:13-16 HSV)

Hier blijkt overduidelijk dat niet de wet de schuldige is, maar de zonde. De ernst ervan zien we in de woorden "opdat door het gebod de zonde uitermate zondig zou blijken te zijn". Vervolgens wordt ons verteld waar het probleem zit: de wet is geestelijk en wij zijn vleselijk.
We weten niet wat we teweegbrengen omdat we de geestelijke wereld(en) niet kunnen zien. Paulus zegt, zijnde wedergeboren: "want niet wat ik wil, dat doe ik, maar wat ik haat, dat doe ik". Dit toont de frustratie van een wedergeboren geest. Toch wil Paulus geen kwaad woord over de wet schrijven: "En als ik dat doe wat ik niet wil, val ik de wet bij dat zij goed is".
Gods Woord is goed en betrouwbaar.

Paulus komt nu bij de kern van het probleem: de strijd tussen de wedergeboren geest en het zondige vlees:
“Nu ben ik het echter niet meer die dit teweegbreng, maar de zonde die in mij woont. Want ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, niets goeds woont. Immers, het willen is er bij mij wel, maar het goede teweegbrengen, dat vind ik niet. Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. Als ik nu dat doe wat ik niet wil, breng ík dat niet meer teweeg, maar de zonde die in mij woont.” (Romeinen 7:17-20 HSV)

Dit is een strijd die, helaas, duurt totdat de geest het zondige lichaam verlaat!
Wij kennen de uitdrukking: "de geest is gewillig, het vlees is zwak".
Het eerste klopt wel, het tweede niet: het vlees is ontzettend hardnekkig!
Op talloze manieren worden wij verleid om tegen Gods Woord in te gaan en helaas verliezen we van tijd tot tijd...

Het lijkt misschien te gemakkelijk om te zeggen dat Christenen onder te verdelen zijn in categorieën zoals bijvoorbeeld "geestelijk", "minder geestelijk", "minder vleselijk" en "vleselijk" maar er is misschien wel iets voor te zeggen. Denk eens aan de woorden:
“U hebt nog niet tot bloedens toe weerstand geboden in uw strijd tegen de zonde.” (Hebreeën 12:4 HSV)

Bieden wij op zo'n manier weerstand tegen de zonde? Wat mag die strijd ons kosten?

Laten we elkaar aanmoedigen om het zondige vlees te onderdrukken.

Aan het eind van dit Bijbelgedeelte komt Paulus tot een schijnbare uitzichtloze conclusie, totdat hij God begint te danken:
“Ik ontdek dus deze wet in mij: als ik het goede wil doen, is het kwade dicht bij mij. Want naar de innerlijke mens verheug ik mij in de wet van God. Maar in mijn leden zie ik een andere wet, die tegen de wet van mijn verstand strijd voert en mij tot gevangene maakt van de wet van de zonde, die in mijn leden is. Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood? Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere. Zo dien ik dan zelf wel met het verstand de wet van God, maar met het vlees de wet van de zonde.” (Romeinen 7:21-25 HSV)

"Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?" is zijn wanhopige kreet, echter direct gevolgd door een heerlijk dankwoord: "Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere."

Messias Jezus is dé Verlosser, Hij heeft ons verzoend met God de Vader door Zijn bloed voor ons te laten vloeien en ons zo te reinigen van alle zonde. Lees wat Paulus in het achtste hoofdstuk van de brief aan de Romeinen schreef:
“Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is, ja wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook aan de rechterhand van God is, Die ook voor ons pleit. Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid, of gevaar, of zwaard? (Zoals geschreven staat: Want omwille van U worden wij de hele dag gedood, wij worden beschouwd als slachtschapen.) Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem Die ons heeft liefgehad. Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch krachten, noch tegenwoordige, noch toekomstige dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heere.” (Romeinen 8:34-39 HSV)

Aan het eind van zijn leven schreef hij aan Timotheüs:
“Ik heb de goede strijd gestreden. Ik heb de loop tot een einde gebracht. Ik heb het geloof behouden.” (2 Timotheüs 4:7 HSV)

Wij zijn overwinnaars door Jezus! Eenmaal mogen we voor altijd bij Hem zijn, verlost van het vlees en al het nare dat daarbij hoort, want:
“...God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. En Hij Die op de troon zit, zei: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zei tegen mij: Schrijf, want deze woorden zijn waarachtig en betrouwbaar.” (Openbaring 21:4-5 HSV)

Wedergeboren Christenen zijn geen ellendige mensen, maar kinderen van de Almachtige Koning.

Wij zijn Koningskinderen!

Is dat niet iets om voor te danken?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten