donderdag 24 februari 2011

50 God is liefde, waarom is er zoveel leed in de wereld ?

De term "God is liefde" wordt nog wel eens gebruikt en/of misbruikt, zowel door gelovigen als ongelovigen. Beide groepen hebben het bijvoorbeeld moeilijk met de volgende vraag: "als God liefde is, waarom laat Hij zoveel ellende toe..........?" Ook wordt er wel eens te gemakkelijk over God gedacht: "....want God is toch liefde?"

Ik heb de uitdrukking "God is liefde" tweemaal gevonden in de Bijbel, onder meer in de Staten Vertaling, de NBG-vertaling, de NBV-vertaling en de Herziene Staten Vertaling (deze wordt in dit artikel gebruikt):
"Geliefden, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde is uit God; en ieder die liefheeft, is uit God geboren en kent God. Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde. Hierin is de liefde van God aan ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem. Hierin is de liefde, niet dat wij God lief hebben gekregen, maar dat Hij ons liefhad en Zijn Zoon zond als verzoening voor onze zonden. Geliefden, als God ons zo liefhad, moeten ook wij elkaar liefhebben. Niemand heeft ooit God aanschouwd. Als wij elkaar liefhebben, blijft God in ons en is Zijn liefde in ons volmaakt geworden. Hieraan weten wij dat wij in Hem blijven en Hij in ons, doordat Hij ons van Zijn Geest gegeven heeft. En wij hebben aanschouwd en getuigen dat de Vader de Zoon gezonden heeft als Zaligmaker van de wereld. Al wie belijdt dat Jezus de Zoon van God is, God blijft in hem, en hij in God. En wij hebben de liefde die God tot ons heeft gekend en geloofd. God is liefde en wie in de liefde blijft, blijft in God, en God in hem. Hierin is de liefde bij ons volmaakt geworden, dat wij vrijmoedigheid mogen hebben op de dag van het oordeel. Want zoals Hij is, zijn ook wij in deze wereld. Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit; want de vrees veronderstelt straf, en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde. Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefhad. Als iemand zou zeggen: Ik heb God lief; en hij zou zijn broeder haten, dan is hij een leugenaar. Want wie zijn broeder, die hij ziet, niet liefheeft, hoe kan hij God liefhebben, Die hij niet gezien heeft? En dit gebod hebben wij van Hem: wie God liefheeft, moet ook zijn broeder liefhebben." (1 Johannes 4:7-21 HSV)

De uitdrukking is dus wel degelijk Bijbels, maar wordt zij wel op de juiste manier toegepast?

Wat zijn de kernwaarden uit bovenstaand Schriftgedeelte?

1. de verzen 9 en 10: "Hierin is de liefde van God aan ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem. Hierin is de liefde, niet dat wij God lief hebben gekregen, maar dat Hij ons liefhad en Zijn Zoon zond als verzoening voor onze zonden."

De liefde van God heeft Hem er toe gedreven Zijn Zoon in de wereld te sturen om ons te redden, Hij werd de verzoening voor onze zonden.

2. de verzen 13 t/m 14: "Hieraan weten wij dat wij in Hem blijven en Hij in ons, doordat Hij ons van Zijn Geest gegeven heeft. En wij hebben gezien en getuigen dat de Vader de Zoon gezonden heeft als Zaligmaker van de wereld."

Deze twee verzen laten zien dat wij, Christenen, in God blijven en Hij in ons omdat wij Zijn Heilige Geest hebben ontvangen. Waarom? Omdat we getuigen, op grond van ons geloof, dat Jezus door de Vader is gezonden om ons te redden, zalig te maken.

3. de verzen 15 en 16: "Al wie belijdt dat Jezus de Zoon van God is, God blijft in hem, en hij in God. En wij hebben de liefde die God tot ons heeft, gekend en geloofd. God is liefde en wie in de liefde blijft, blijft in God, en God in hem."

Duidelijker kan haast niet: uit bovenstaande verzen is eenvoudig te distilleren dat "in Gods liefde blijven" verbonden is met "belijden dat Jezus de Zoon van God is". Beide begrippen worden immers aangevuld met de stelling dat God dan in degene blijft en degene in Hem.
Het eerste gedeelte van vers 16 zegt het onomwonden:
"En wij hebben de liefde die God tot ons heeft, gekend en geloofd."

Willen we "in Gods liefde blijven"?
Dan dienen we m.i. te geloven en te belijden dat
a. God van ons houdt
b. Jezus de Zoon van God is
c. alleen door Hem redding mogelijk is
d. een ieder die dit gelooft de Heilige Geest ontvangt
e. God een liefdesrelatie met ons wil en wij dus bereid dienen te zijn Hem lief te hebben én Zijn schepping én Zijn schepselen.

4. de verzen 19 t/m 21: "Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefhad. Als iemand zou zeggen: Ik heb God lief, en hij zou zijn broeder haten, dan is hij een leugenaar. Want wie zijn broeder, die hij ziet, niet liefheeft, hoe kan hij God liefhebben, Die hij niet gezien heeft? En dit gebod hebben wij van Hem, dat wie God liefheeft, ook zijn broeder moet liefhebben."

Het Schriftgedeelte wordt besloten met het gegeven dat wij, Christenen, God liefhebben. Waarom? Omdat Hij ons eerst liefhad. Hoe zouden we Hem lief kunnen hebben als Hij ons niet het voorbeeld had gegeven?
God maakt ons ook nog eens duidelijk dat we Hem niet lief kunnen hebben als we onze (Christen-)broeder en/of zuster niet lief kunnen hebben.

Tot zover dit Schriftgedeelte, waaraan ik een relevante uitspraak van de Messias wil toevoegen:
"Maar Ik zeg u: Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen;" (Mattheüs 5:44 HSV)

God is liefde, zo staat het geschreven, maar naar mijn bescheiden mening alleen voor degene die Zijn liefde beantwoordt door middel van geloof en liefde. Lees maar wat Jezus zei tegen een schriftgeleerde en tegen Zijn discipelen. Kan daar een misverstand over bestaan:
"En zie, een wetgeleerde stond op om Hem te verzoeken, en zei: Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? En Hij zei tegen hem: Wat staat er in de Wet geschreven? Wat leest u daar? Hij antwoordde en zei: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf. Hij zei tegen hem: U hebt juist geantwoord. Doe dat en u zult leven." (Lukas 10:25-28 HSV)

"Een nieuw gebod geef Ik (=Jezus) u, namelijk dat u elkaar liefhebt; zoals Ik u liefgehad heb, moet u ook elkaar liefhebben. Hierdoor zullen allen inzien dat u Mijn discipelen bent: als u liefde onder elkaar hebt." (Johannes 13:34-35 HSV)

God is echter niet alleen liefde. Wat te denken van:
"Laten wij daarom, omdat wij een onwankelbaar Koninkrijk ontvangen, aan de genade vasthouden en daardoor God dienen op een Hem welgevallige wijze, met ontzag en godsvrucht. Want onze God is een verterend vuur." (Hebreeën 12:28-29 HSV)

"Als iemand de wet van Mozes veracht heeft, moet hij sterven zonder barmhartigheid, op het getuigenis van twee of drie. Hoeveel te zwaarder straf, denkt u, zal hij waardig gekeurd worden die de Zoon van God vertrapt heeft en het bloed van het verbond, waardoor hij geheiligd was, onrein geacht heeft en de Geest van de genade gesmaad heeft? Want wij kennen Hem Die gezegd heeft: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Heere. En verder: De Heere zal Zijn volk oordelen. Vreselijk is het te vallen in de handen van de levende God." (Hebreeën 10:28-31 HSV)

De conclusie kan m.i. niet anders zijn dan dat God wél een algemene liefde voor de wereld heeft, waardoor Hij Zijn Zoon naar de aarde zond, maar dat Zijn innige Liefde uitgaat naar hen die Zijn Zoon Jezus als Verlosser aannemen.
Wee diegene die het reddende werk van de Messias willens en wetens aan de kant schuift!


Nu de vraag: waarom laat God zoveel leed toe?

Daar komen gelovigen niet uit, dus hoe moeten ongelovigen dat begrijpen?
Ik kan wel voorbeelden aanhalen over hoe een sterfgeval hele gezinnen tot bekering bracht of hoe de Tweede Wereldoorlog de kerken liet volstromen, maar besef dat iemand met veel leed daar niet direct open voor staat.
Toch, blijkbaar is voor een groot deel van de mensheid verdrukking en leed nodig voor ze in willen zien dat ze slechts nietige wezens zijn welke hun Schepper nodig hebben. Echter, zelfs als we verzoend zijn met de God van Abraham, Izaäk en Jakob zijn we niet gevrijwaard van verdrukking en/of lijden. Sterker nog: de schrijver van de brief aan de Hebreeën vertelt ons dat een Christen welke geen ernstige beproevingen kent zich eigenlijk zorgen dient te maken:
"En u hebt de oproep vergeten waarmee u als kinderen wordt aangesproken: Mijn kind, acht de tuchtiging van de Heere niet gering en bezwijk niet, als u door Hem bestraft wordt. Want de Heere tuchtigt wie Hij liefheeft, en Hij geselt ieder kind dat Hij aanneemt. Als u tuchtiging verdraagt, behandelt God u als kinderen. Want welk kind is er dat niet door [zijn] vader getuchtigd wordt? Maar als u zonder tuchtiging bent, die allen ten deel is gevallen, bent u bastaarden en geen kinderen. En verder, wij hadden onze aardse vaders, die ons tuchtigden, en wij hadden ontzag voor hen. Zullen wij ons dan niet veel meer onderwerpen aan de Vader van de geesten en leven? Want zij hebben [ons] wel voor een korte tijd naar het hun goed dacht getuchtigd, maar Hij [doet dat] tot [ons] nut, opdat wij deel krijgen aan Zijn heiligheid. En elke tuchtiging schijnt op het moment [zelf] wel geen [reden] tot blijdschap te zijn, maar tot droefheid. Maar achteraf levert zij hun die erdoor geoefend zijn een vreedzame vrucht van gerechtigheid op." (Hebreeën 12:5-11 HSV)

Een mens kan zijn Schepper niet doorgronden, net zo min als een stuk aardewerk de pottenbakker kan begrijpen. Als God Satan toestaat om Job alles af te nemen behalve zijn leven, en de arme man zijn kinderen en zijn bezittingen heeft verloren, wordt hij verscheurd door verdriet en frustratie en vraagt zich vertwijfeld af:
"Waarom ben ik niet van de baarmoeder af gestorven, en heb ik de geest niet gegeven toen ik uit de buik naar buiten kwam? Waarom zijn de knieën mij tegemoetgekomen, en waarom waren er borsten, zodat ik kon zuigen? Want dan zou ik nu neerliggen en stil zijn; ik zou slapen, dan zou ik rust hebben......Waarom geeft God aan een ellendige het levenslicht, en het leven aan bitter bedroefden van ziel? Zij verlangen naar de dood, maar hij is er niet; zij speuren ernaar, meer dan naar verborgen schatten. Zij zijn blij, tot jubelens toe, zij zijn vrolijk, als ze het graf vinden." (Job 3:11-13 en 20-22 HSV)

Soms lijkt het alsof het de ongelovigen altijd voor de wind gaat terwijl Gods kinderen de ene klap na de andere moeten verwerken. Wel, dat mag zo lijken, maar in hoeverre kennen wij een ander mens:
"Want wie van de mensen weet wat in de mens is dan de geest van de mens die in hem is? (1 Corinthiërs 2:11a HSV)"

Uiterlijk kan het wel allemaal "rozengeur en maneschijn" zijn, maar hoe is het innerlijk? Ik heb eens gelezen over 7 miljardairs die allen zelfmoord pleegden...

Vergeet ook niet dat het in verdrukking brengen van een kind van God niet ongestraft blijft waarbij we er voor moeten waken zelf geen wraak te willen nemen:
"Wij kennen immers Hem Die gezegd heeft: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Heere. En verder: De Heere zal Zijn volk oordelen." (Hebreeën 10:30 HSV)

"Het is immers rechtvaardig van God verdrukking te vergelden aan hen die u verdrukken," (2 Thessalonicen 1:6 HSV)

In Psalm 1 staat beschreven hoe het de goddelozen zal vergaan:
"Maar zo zijn de goddelozen niet: die zijn juist als het kaf, dat de wind wegblaast. Daarom blijven de goddelozen niet staande in het gericht, de zondaars niet in de gemeenschap van de rechtvaardigen. Want de HEERE kent de weg van de rechtvaardigen, maar de weg van de goddelozen zal vergaan." (Psalmen 1:4-6 HSV)

De apostel Paulus beschrijft in de brief aan de Romeinen welk loon de ongelovige en de gelovige uiteindelijk wacht:
"Want toen u slaaf van de zonde was, was u vrij ten aanzien van de gerechtigheid. Wat voor vrucht dan had u toen van de dingen waarover u zich nu schaamt? Immers, het einde daarvan is de dood. Maar nu, van de zonde vrijgemaakt en aan God dienstbaar gemaakt, ontvangt u als vrucht de heiliging en ten slotte eeuwig leven. Want het loon van de zonde is [de] dood, maar de genadegave van God is eeuwig leven, door Jezus Christus, onze Heere." (Romeinen 6:20-23 HSV)

Wij mensen maken zich enorm druk over ons leven hier op aarde, we moeten genieten tot de laatste seconde en proppen onze agenda's daarom overvol waardoor we weinig tot geen rust meer kennen en overspannen en/of ziek kunnen worden.
Paulus dacht daar heel anders over: hij gebruikte zijn tijd hier op aarde om het Evangelie te verspreiden en om Christus groot te maken en keek uit naar de eeuwigheid die voor hem lag:
"Want het leven is voor mij Christus en het sterven is voor mij winst." (Filippenzen 1:21 HSV)

Stel dat we hier meer dan 100 jaren in goede gezondheid en welgesteld mogen leven, wat voor waarde heeft dat ten opzichte van de eeuwigheid?
We kunnen hier wel schatten vergaren, misschien ten koste van anderen, maar hoeveel daarvan kunnen we meenemen als we het tijdelijke met het eeuwige verwisselen en anderen ons stoffelijk overschot begraven?
Is het niet veel belangrijker om met de Schepper van hemel en aarde verzoend te zijn?
Jezus wijst ons de weg:
"Wees daarom niet bezorgd en zeg niet: Wat zullen wij eten? of: Wat zullen wij drinken? of: Waarmee zullen wij ons kleden? Want al deze dingen zoeken de heidenen. Uw hemelse Vader weet immers dat u al deze dingen nodig hebt. Maar zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden." (Mattheüs 6:31-33 HSV)

Hoe we het ook wenden of keren: na dit leven komt er een eeuwigheid.
Ik geloof, op grond van het feit dat God's Woord keer op keer bewijst dé waarheid te zijn, dat dat Woord duidelijk stelt dat de wijze waarop we hier leven bepaalt hoe we die eeuwigheid gaan doorbrengen. Er komt een dag dat er geoordeeld zal worden:
"En velen van hen die slapen in het stof van de aarde, zullen ontwaken, sommigen tot eeuwig leven, anderen tot smaad, tot eeuwig afgrijzen." (Daniël 12:2 HSV)

Bij welke groep wilt u behoren?

Echt doorgronden waarom God zoveel leed in de wereld toelaat zullen we gedurende onze tijd hier op aarde niet kunnen. Vergeef me de ongelukkige vergelijking maar zou een mier kunnen bevatten hoe de mens een wolkenkrabber van 155 etages (in Dubai) kan bouwen?

"O, diepte van rijkdom, zowel van wijsheid als van kennis van God, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurbaar Zijn wegen! Want wie heeft het denken van de Heere gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest?” (Romeinen 11:33-34 HSV)

"Want wie van de mensen weet wat in de mens is dan de geest van de mens die in hem is? Zo weet ook niemand wat in God is dan de Geest van God.” (1 Corinthiërs 2:11 HSV)

Laten we niet vergeten dat de Vader zelf ook moet hebben geleden toen Zijn zondeloze Zoon de hemel verliet om op aarde uiteindelijk als een misdadiger aan het kruis te worden gespijkerd met slechts één doel: sterven!

En waarom?

Jezus droeg onze zonden:
"Omdat nu die kinderen van vlees en bloed zijn, heeft Hij (=Jezus) eveneens daaraan deel gehad om door de dood hem die de macht over de dood had - dat is de duivel - teniet te doen, en allen te verlossen die door angst voor de dood gedurende heel hun leven aan slavernij onderworpen waren. Want werkelijk, Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het nageslacht van Abraham aan. Daarom moest Hij in alles aan Zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn in de dingen die God betreffen, om de zonden van het volk te verzoenen. Want waarin Hij Zelf geleden heeft, toen Hij verzocht werd, kan Hij hen die verzocht worden, te hulp komen.” (Hebreeën 2:14-18 HSV)

Had dit alles niet voorkomen kunnen worden?

Zou een rechtvaardig God onrecht kunnen doen aan welk schepsel dan ook?
Zelfs Satan en diens engelen hebben een bepaalde tijd gekregen totdat zij ge- en veroordeeld zullen worden. Onze Vader kan niet anders, want:
"Hij is de rots, Wiens werk volmaakt is, want al Zijn wegen zijn een en al recht. God is waarheid en geen onrecht; rechtvaardig en waarachtig is Hij." (Deuteronomium 32:4 HSV)

Filosoferen over de vraag of God de val van Satan had kunnen voorkomen heeft geen enkele zin, daar kunnen wij geen antwoord op geven.
Eén ding staat vast: God heeft Zijn schepsels een eigen wil gegeven, welke Hij respecteert. Hij dringt zich niet op:
"Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Als iemand Mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en de maaltijd met hem gebruiken, en hij met Mij." (Openbaring 3:20 HSV)

De deur wordt niet met geweld opengebroken, de keus is aan ons: laten we God binnen of niet?
Vanzelfsprekend moeten we niet verbaasd zijn over de consequenties van onze keuze: de Almachtige oordeelt rechtvaardig over de wijze waarop wij met onze vrije wil zijn omgegaan.

Kies toch voor Jezus en laat Hem uw tranen drogen zoals Hij in het nieuwe Jeruzalem zal doen bij Zijn geliefden:
"En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. En Hij Die op de troon zit, zei: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zei tegen mij: Schrijf, want deze woorden zijn waarachtig en betrouwbaar." (Openbaring 21:4-5 HSV)


*

Geen opmerkingen:

Een reactie posten