Geboren en opgegroeid in een Christelijk gezin heb ik altijd geloofd en geloof ik nog steeds in de Drieënige God van Israël: Vader, Zoon en Heilige Geest.
Talloze preken, getuigenissen, gesprekken, studies, persoonlijke ervaringen enz. hebben mij ervan overtuigd dat deze wereld geschapen is door de Almachtige, dat Satan de mens verleid heeft en dat de Zoon, Jezus, naar de aarde kwam om ons te verlossen.
Nadenkend over dit alles en terugkijkend op mijn leven vraag ik mij af: wanneer zal ik ooit ten diepste beseffen hoe groot Gods liefde is, hoeveel pijn ook ik de Here Jezus heb aangedaan?
Elke overtreding, heel mijn bestaan, droeg bij aan de zweepslagen, gaf kracht aan de hamer die Hem aan het kruis nagelde, liet Zijn bloed vloeien, zorgde er voor dat de Vader Hem alleen liet: “En op het negende uur riep Jezus met luide stem: ELOÏ, ELOÏ, LAMA SABACHTANI, dat is vertaald: Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?” (Markus 15:34 HSV)
God kan niet zijn waar zonde is en tóch kwam Jezus vanuit de hemel naar ons toe, woonde onder ons, leerde ons de Vader kennen, gaf Zijn leven voor ons, stond als eerste op voor een eeuwig leven bij de Vader en zond Zijn Geest naar ons toe om in ons te wonen. Gods Geest huist in zondige lichamen: “Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is en Die u van God hebt ontvangen, en dat u niet van uzelf bent?” (1 Corinthiërs 6:19 HSV)
Ik kan soms zo worstelen met de vraag of ik wel écht een kind van God ben, of ik niet een schijnheilige ben als ik (weer) toegeef aan verleidingen en kan dan zó met Paulus meevoelen als hij schrijft: “Ik ontdek dus deze wet in mij:dat, als ik het goede wil doen, het kwade dicht bij mij ligt. Want naar de innerlijke mens verheug ik mij in de wet van God. Maar in mijn leden zie ik een andere wet, die tegen de wet van mijn verstand strijd voert en mij tot gevangene maakt van de wet van de zonde, die in mijn leden is.” (Romeinen 7:21-23 HSV)
Vervolgens klinkt zijn noodkreet: “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?” (Romeinen 7:24 HSV)
Gelukkig kan ik dan troost vinden in de woorden: “want al valt een rechtvaardige zevenmaal, hij staat weer op, maar goddelozen struikelen in onheil.” (Spreuken 24:16 HSV)
Ik kan alleen maar dankbaar zijn voor Gods oneindige trouw: “De HEERE zal Zijn werk voor mij voltooien; Uw goedertierenheid, HEERE, is voor eeuwig; laat de werken van Uw handen niet los.” (Psalmen 138:8 HSV)
Denk nou niet: "Dat valt bij mij wel mee" want we zondigen allemaal: “Voorzeker, er is geen mens rechtvaardig op de aarde, die goeddoet en niet zondigt.” (Prediker 7:20 HSV)
“Als wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en is de waarheid niet in ons. Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Als wij zeggen dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot leugenaar en is Zijn woord niet in ons.” (1 Johannes 1:8-10 HSV)
Bij ons in de gang hangt een bordje met daarop de tekst van 2 Cor. 12:9 "Mijn genade is u genoeg". Ik lees het en herlees het maar wanneer ga ik dat eens ten volle beseffen?
Ik kan niets doen om mijn heil te bewerken, om het maar even in oude Bijbelse taal te zeggen. De woorden "Mijn genade is u genoeg" worden gevolgd door "want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht." Met andere woorden: Gods kracht in een zwak, zondig lichaam, oftewel: ik ben hulpeloos, hopeloos en reddeloos zonder Gods liefde!
Mij rest dus niets anders dan dankbaarheid jegens God, liefde voor Hem en voor mijn medemens en gehoorzaamheid aan God én aan de overheid: “Ieder mens moet zich onderwerpen aan de gezagsdragers die over hem gesteld zijn, want er is geen gezag dan van God, en de gezagsdragers die er zijn, zijn door God ingesteld, zodat hij die zich verzet tegen het gezag, tegen de instelling van God ingaat, en wie daartegen ingaan, zullen over zichzelf een oordeel halen. Want voor de overheid hoeft men niet te vrezen, wanneer men goede werken doet, maar wel als men kwade werken doet. Wilt u nu van het gezag niets te vrezen hebben, doe het goede en u zult er lof van ontvangen. Zij is immers Gods dienares, u ten goede. Als u echter kwaad doet, vrees dan, want zij draagt het zwaard niet zonder reden. Zij is namelijk Gods dienares, een wreekster tot straf voor hem die het kwade doet. Daarom is het nodig onderworpen te zijn, niet alleen omwille van de straf, maar ook omwille van het geweten. Om die reden immers betaalt u ook belastingen. Het zijn namelijk dienaars van God, die juist daarmee voortdurend bezig zijn. Geef dus aan allen wat u verschuldigd bent: belasting aan wie belasting, tol aan wie tol, ontzag aan wie ontzag, eer aan wie eer toekomt.” (Romeinen 13:1-7 HSV)
Helaas zoeken wij, mensen, allerlei manieren om ons tegen het gezag van de overheid te verzetten. In deze tijd, waarin de wereld lijdt onder het Corona virus, valt het nog eens extra op: complottheorieën vliegen over de tafel, het woord vrijheidsberoving klinkt veelvuldig en er wordt openlijk en brutaal verzet gepleegd waarbij zelfs dienaren van de overheid verwond raken. Het zou ook allemaal wel meevallen met dat virus, 't is niet zo ernstig als ze wel beweren. Het is hetzelfde als met het Nederlands elftal: iedereen denkt het beter te weten, sommigen dagen zelfs de overheid voor de rechter.....
Is er wel besef van wat dit allemaal doet met mensen die in de frontlinie staan, onze zorgmedewerkers die zich drie slagen in de rondte werken om alle getroffenen te behandelen? De mensen op de IC's die met regelmaat mensen zien bezwijken aan dit virus om daarna op het nieuws of in een praatprogramma één of andere blaaskaak te horen zeggen dat we bedrogen worden door de experts en de overheid.
Wanneer gaat men beseffen dat deze houding getuigt van grote liefdeloosheid ten opzichte van onze zorgmedewerkers?
Zij wagen hun leven, worden vaak zelf getroffen door het virus en moeten dan in quarantaine, met of zonder geliefden, raken overwerkt tot burn-out aan toe en worden ook nog eens onderbetaald....
En dat allemaal omdat wij ten diepste niet gehoorzaam willen zijn.
Want als je gehoorzaam bent, ben je niet autonoom, geen eigen baas, en daar heeft een mens, en m.i. in het bijzonder de Nederlander, problemen mee. En dát past dan weer goed in het straatje van de grote tegenstander: Satan, waarvan wordt geschreven “...want uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek naar wie hij zou kunnen verslinden.” (1 Petrus 5:8 HSV)
Deze tegenstander wordt ook genoemd: “...een mensenmoordenaar van het begin af, en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij vanuit wat van hemzelf is, want hij is een leugenaar en de vader van de leugen.” (Johannes 8:44 HSV)
Satan wil de mens bij God vandaan houden en tracht ons op allerlei manieren te verleiden, ook en vooral door ons tegen elkaar op te zetten. Als wij onderling ruzieën tot zelfs slaag raken toe, om Corona maatregelen of om Sinterklaas of wat dan ook, lacht hij in zijn vuistje....
Wanneer gaan we beseffen dat onze strijd niet is tegen mensen maar “...tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten.” (Efeziërs 6:12 HSV)
Laten we toch één zijn in het liefhebben van God en onze medemens en wees dan “...niemand iets schuldig dan elkaar lief te hebben; want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld. Want dit: U zult geen overspel plegen, u zult niet doden, u zult niet stelen, u zult geen vals getuigenis geven, u zult niet begeren, en welk ander gebod er ook is, wordt in dit woord samengevat, namelijk hierin: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. De liefde doet de naaste geen kwaad. Daarom is de liefde de vervulling van de wet.” (Romeinen 13:8-10 HSV)
Wanneer gaan we beseffen dat God ons zo lief heeft dat Hij Zijn Zoon offerde voor ons en dat het enige wat Hij van ons vraagt is: Zijn liefde te beantwoorden, zodat we, áls we dat doen, Zijn liefde kunnen uitdelen aan onze medemens, onze naaste.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten