donderdag 27 maart 2014

85 De Knecht van God: het Joodse volk of Messias Jezus ?

Als inleiding op dit artikel wil ik eerst even aangeven dat ik het Joodse volk een warm hart toedraag en NIET geloof dat de Gemeente van Christus de plaats van Israël heeft ingenomen. Ondanks dat dit geplaagde volk weinig tot niets van Jezus wil weten, geldt deze tekst:
“Zij zijn weliswaar wat het Evangelie betreft vijanden vanwege u, maar wat de verkiezing betreft geliefden vanwege de vaderen.” (Romeinen 11:28 HSV)

Ruim 2.000 jaren geleden werd in Bethlehem een Joods jongetje geboren. Niet zo maar een jongetje, maar de, door de Joden, lang verwachte Messias.
Althans, dat beweren de Christenen. Het merendeel van het Joodse volk wacht nog steeds op de Verlosser (zie mijn artikelen "Israël en haar Messias").
Eén van de twistpunten tussen Joden en Christenen is "de Knecht van God" uit o.m. Jesaja 53.
Volgens de Joodse uitleg is "de Knecht" het volk van Israël, zoals uit diverse teksten blijkt:
“Maar hoor nu Mijn knecht Jakob, en Israël, dien Ik verkoren heb! Zo zegt de HEERE, uw Maker, en uw Formeerder van den buik af, Die u helpt: Vrees niet, o Jakob, Mijn knecht, en gij, Jeschurun, dien Ik uitverkoren heb!” (Jesaja 44:1-2 SVV)

“Ga weg uit Babel, vlucht weg van de Chaldeeën, verkondig met luide vreugdezang, laat dit horen, draag het uit tot aan het einde der aarde, zeg: De HEERE heeft Zijn knecht Jakob verlost.” (Jesaja 48:20 HSV)

“Hij heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Knecht, Israël, in Wie Ik Mij zal verheerlijken.” (Jesaja 49:3 HSV)


Er zijn daarentegen ook teksten die wel degelijk op de Messias lijken te duiden:
“Zie, Mijn Knecht, Die Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft; Ik heb Mijn Geest op Hem gelegd. Hij zal tot de heidenvolken het recht doen uitgaan. Hij zal niet schreeuwen, Hij zal Zijn stem niet verheffen, Hij zal Zijn stem op straat niet laten horen. Het geknakte riet zal Hij niet verbreken, de uitdovende vlaspit zal Hij niet uitblussen; naar waarheid zal Hij het recht doen uitgaan. Hij zal niet uitdoven, Hij zal niet geknakt worden, totdat Hij het recht op aarde zal hebben gevestigd. De kustlanden zullen uitzien naar Zijn onderricht.” (Jesaja 42:1-4 HSV)

Is het volk Israël ooit zo evangeliserend bezig geweest ten opzichte van de heidenvolken? Jezus wel, door middel van zijn Joodse discipelen, die de volgende opdracht mee kregen:
“En Hij zei tegen hen: Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen.” (Markus 16:15 HSV)

Wat te denken van de volgende tekst?
“En nu zegt de HEERE, Die Zich Mij vanaf de moederschoot tot Knecht heeft geformeerd om Jakob tot Hem terug te brengen - maar Israël zal zich niet laten verzamelen. Niettemin zal Ik verheerlijkt worden in de ogen van de HEERE, en Mijn God zal Mijn kracht zijn. Hij zei: Het is te gering dat U voor Mij een Knecht zou zijn om op te richten de stammen van Jakob en om hen die van Israël gespaard werden, terug te brengen. Ik heb U ook gegeven tot een Licht voor de heidenvolken, om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde.” (Jesaja 49:5-6 HSV)

Duidt deze tekst op het volk Israël, of een gedeelte ervan? Het kan m.i. zelfs niet op een gelovig overblijfsel duiden vanwege de tekst:
"...Het is te gering dat U voor Mij een Knecht zou zijn om op te richten de stammen van Jakob en om hen die van Israël gespaard werden, terug te brengen..."

Wordt hier niet heel helder over de Zoon van God gesproken? Hij kwam naar de aarde, werd in Maria's schoot geformeerd, om Israël terug te brengen bij de Vader. Echter, zoals bekend, Israël erkende Hem niet en liet Hem uiteindelijk kruisigen.

In plaats van evangeliserend bezig te zijn, in plaats van een licht voor de heidenvolken te zijn, was Israël veel vaker een hardleers volk ten opzichte van haar Schepper:
“Toen zei Hij tegen mij: Mensenkind, ga, begeef u naar het huis van Israël en spreek tot hen met Mijn woorden. Want u wordt niet gezonden naar een volk met een onbegrijpelijke taal en een moeilijke spraak, maar naar het huis van Israël, niet naar veel volken met een onbegrijpelijke taal en een moeilijke spraak, van wie u de woorden niet kunt verstaan. Als Ik u naar hen gezonden zou hebben, zouden die geluisterd hebben! Maar het huis van Israël wil naar u niet luisteren, omdat zij naar Mij niet willen luisteren, want heel het huis van Israël heeft een hard voorhoofd en zij zijn hardleers.” (Ezechiël 3:4-7 HSV)

God Zelf zorgde er voor dat een gelovig overblijfsel van Zijn volk niet onder Zijn oordeel kwam. Zij hoefden de straf van de anderen niet te dragen:
“Daarna riep Hij ten aanhoren van mij met luide stem: Kom naar voren, u die de stad gaat straffen, ieder met zijn verdelgingswapen in zijn hand. En zie, zes mannen kwamen vanuit de richting van de Bovenpoort, die naar het noorden gekeerd is, ieder met zijn vernietigingswapen in zijn hand. Eén Man in hun midden was gekleed in linnen met een schrijverskoker aan Zijn middel. Toen kwamen zij binnen en gingen naast het koperen altaar staan. De heerlijkheid van de God van Israël verhief zich van boven de cherub waarop Hij rustte, naar de drempel van het huis, en Hij riep naar de Man Die in linnen gekleed was, Die de schrijverskoker aan Zijn middel had. En de HEERE zei tegen Hem: Trek midden door de stad, midden door Jeruzalem, en zet een merkteken op de voorhoofden van de mannen die zuchten en kermen over al de gruweldaden die in het midden ervan gedaan worden. Maar tegen die andere mannen zei Hij ten aanhoren van mij: Trek achter hem aan door de stad, en dood! Ontzie niemand en heb geen medelijden. Dood ouderen, jongemannen en meisjes, kleine kinderen en vrouwen, om hen te gronde te richten. Raak echter niemand aan op wie het merkteken is. Begin vanuit Mijn heiligdom. Toen begonnen zij bij de oudere mannen die zich vóór het huis bevonden. Hij zei tegen hen: Verontreinig het huis, vul de voorhoven met gesneuvelden, ga naar buiten. Toen gingen zij naar buiten en zij sloegen toe in de stad.” (Ezechiël 9:1-7 HSV)

Ook de volgende teksten laat zien dat rechtvaardigen niet het leven van anderen kunnen redden:
“Het woord van de HEERE kwam tot mij: Mensenkind, wanneer een land tegen Mij zondigt door trouwbreuk te plegen, dan zal Ik Mijn hand ertegen uitstrekken, het er aan brood laten ontbreken en hongersnood erin zenden, zodat Ik daar mens en dier uitroei. Al zouden te midden ervan deze drie mannen zijn, Noach, Daniël en Job, dan zouden zij alleen door hun gerechtigheid hun eigen leven redden, spreekt de Heere HEERE.” (Ezechiël 14:12-14 HSV)

Israël ging vaak, heel vaak in de fout. Hoe zouden zij, of wij (die ook vaak in de fout gaan), de straf voor een ander kunnen dragen:
“Mensenkind, zeg tegen het land: U bent een land dat niet gereinigd is, dat zijn regen niet heeft gekregen op de dag van de gramschap. Er is een samenzwering van zijn profeten in zijn midden. Zoals een brullende leeuw die een prooi verscheurt, eten zij de mensen op. Rijkdom en kostbaarheden nemen zij mee. Talrijk maken zij zijn weduwen in zijn midden. Zijn priesters hebben Mijn wet geweld aangedaan, zij hebben de aan Mij geheiligde gaven ontheiligd. Tussen heilig en onheilig hebben zij geen onderscheid gemaakt en het verschil tussen onrein en rein hebben zij niet duidelijk gemaakt. Zij hebben hun ogen gesloten voor Mijn sabbatten. Ik word in hun midden ontheiligd. Zijn vorsten zijn in zijn midden als wolven die een prooi verscheuren om bloed te vergieten, om mensen om te brengen, omdat zij uit zijn op winstbejag. Zijn profeten bepleisteren hen met witkalk. Zij zien valse visioenen en voorspellen hun leugens door te zeggen: Zo zegt de Heere HEERE. En de HEERE heeft niet gesproken! De bevolking van het land doet niets dan afpersen, doet niets dan roven. De ellendige en arme persen zij af, en de vreemdeling buiten zij uit zonder recht. Ik zocht naar iemand onder hen die een muur kon optrekken en voor Mijn aangezicht in de bres kon staan voor het land, zodat Ik het niet te gronde hoefde te richten, maar Ik vond niemand. Daarop stortte Ik Mijn gramschap over hen uit. Door het vuur van Mijn verbolgenheid heb Ik een einde aan hen gemaakt. Hun weg heb Ik op hun eigen hoofd doen neerkomen, spreekt de Heere HEERE.” (Ezechiël 22:24-31 HSV)

Deze tekst vertelt o.m. dat één rechtvaardige wél in de bres zou kunnen staan voor het land, maar er wordt níet verteld dat die ene de straf voor het volk zou moeten of kunnen dragen.
Ook Mozes kon/mocht niet de straf van het volk dragen: toen Israël in de woestijn een gouden kalf had gemaakt werd God zeer boos op hen. Mozes zei:
“...Och, dit volk heeft een grote zonde begaan, want zij hebben voor zichzelf een gouden god gemaakt. Nu dan, of U toch hun zonden wilde vergeven! Maar indien niet, schrap mij alstublieft uit Uw boek, dat U geschreven hebt.” (Exodus 32:31-32 HSV)

Gods antwoord was kort maar krachtig:
“Toen zei de HEERE tegen Mozes: Wie tegen Mij zondigt, zal Ik uit Mijn boek schrappen. Maar nu, ga heen en leid het volk naar de plaats waarvan Ik u gesproken heb. Zie, Mijn engel zal voor u uit gaan. Maar op de dag van Mijn vergelding zal Ik aan hen hun zonde vergelden.” (Exodus 32:33-34 HSV)

Gezien het feit dat élk mens zondigt, waren de vooruitzichten behoorlijk somber...

Laten we Jesaja 53 eens nader bekijken.
Om dat goed te doen dienen we bij hoofdstuk 52, het dertiende vers te beginnen:
“Zie, Mijn Knecht zal verstandig handelen, Hij zal verhoogd worden en verheven, ja, zeer hoog verheven worden. Zoals velen zich over U ontzet hebben - zo geschonden was Zijn gezicht, meer dan van iemand anders, en Zijn gestalte, meer dan van andere mensenkinderen-” (Jesaja 52:13-14 HSV)

Deze teksten zouden nog over het volk Israël kunnen gaan, maar dan gaan we verder vanaf vers 15:
“zó zal Hij vele heidenvolken besprenkelen, koningen zullen vanwege Hem sprakeloos staan. Want zij aan wie het niet verteld was, zullen het zien, en zij die het niet gehoord hebben, zullen het begrijpen. Wie heeft onze prediking geloofd, en aan wie is de arm van de HEERE geopenbaard?” (Jesaja 52:15-53:1 HSV)

Toont de wereldgeschiedenis niet aan dat vele heidenvolken níet door het volk Israël zijn verzoend met hun Almachtige Schepper, maar wél door Zijn Zoon.
Er zijn door Zijn volgelingen gruwelijke fouten gemaakt, denk bijvoorbeeld aan de Kruistochten en aan wat de Rooms-Katholieke kerk allemaal op haar geweten heeft, maar tallozen werden verlost van hun zondeschuld door het offer van Jezus, de Messias.

Gaan we verder met de verzen 2 en 3:
“Want Hij is als een loot opgeschoten voor Zijn aangezicht, als een wortel uit dorre aarde. Gestalte of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben. Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, bekend met ziekte, en als iemand voor wie men het gezicht verbergt; Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht.” (Jesaja 53:2-3 HSV)

Jezus had geen gestalte of glorie, Zijn positie werd niet door anderen begeerd, integendeel, Hij werd veracht: Hij werd als onecht kind geboren, groeide op in een stad waar niets goeds vandaan kon komen (“...Kan uit Nazareth iets goeds komen?...” (Johannes 1:46 HSV)), was een eenvoudig timmerman en velen namen aanstoot aan hem:
“Is Dit niet de timmerman, de Zoon van Maria en de Broer van Jakobus en Joses en van Judas en Simon? En zijn Zijn zusters niet hier bij ons? En zij namen aanstoot aan Hem.” (Markus 6:3 HSV)

Jezus was een Man van smarten: Hij werd vervolgd door Herodes, had confrontaties met Farizeeën en Schriftgeleerden, stuitte op ongeloof bij Zijn volksgenoten wat Hem tot tranen bracht, omdat Hij wist wat het gevolg van hun ongeloof zou zijn:
“En toen Hij dichtbij kwam en de stad zag, weende Hij over haar. Hij zei: Och, dat u ook nog op deze uw dag zou onderkennen wat tot uw vrede dient! Nu echter is het verborgen voor uw ogen. Want er zullen dagen over u komen dat uw vijanden een wal rondom u zullen opwerpen, u zullen omsingelen en u van alle kanten in het nauw zullen brengen. En zij zullen u met de grond gelijkmaken en uw kinderen in u verpletteren. Ook zullen zij in u geen steen op de andere steen laten, omdat u het tijdstip waarop er naar u omgezien werd, niet hebt onderkend.” (Lukas 19:41-44 HSV)

Hij was "bekend met ziekte": niets menselijks was Hem vreemd. Hij kon honger en dorst hebben, pijn voelen, was volledig mens, leefde in een onvolkomen, sterfelijk lichaam. Zou het zijn dat Hij, omdat Hij bekend was met ziekte, zoveel zieken genas:
“En toen Jezus uit het schip ging, zag Hij een grote menigte, en Hij was innerlijk met ontferming bewogen over hen en genas hun zieken.” (Mattheüs 14:14 HSV)

“En waar Hij ook kwam, in dorpen of steden of in gehuchten, daar legden ze de zieken op de markten en smeekten Hem of zij al was het maar de zoom van Zijn bovenkleed mochten aanraken; en allen die Hem aanraakten, werden gezond.” (Markus 6:56 HSV)

“Toen de zon onderging, brachten allen die zieken hadden, door allerlei kwalen gekweld, deze zieken bij Hem; en Hij legde ieder van hen de handen op en genas hen.” (Lukas 4:40 HSV)


Hij gaf ook Zijn discipelen de opdracht om zieken te genezen:
Genees zieken, reinig melaatsen, wek doden op, drijf demonen uit. U hebt het voor niets ontvangen, geef het voor niets.” (Mattheüs 10:8 HSV)

We vervolgen Jesaja 53 met de verzen 4 en 5:
“Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen, ons leed heeft Hij gedragen. Wíj hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen.” (Jesaja 53:4-5 HSV)

Zoals het volgende tekstgedeelte m.i. aantoont kan het volk Israël niet plaatsvervangend lijden, maar lijdt het logischerwijs slechts door eigen schuld:
“Het woord van de HEERE kwam tot mij: Mensenkind, wanneer een land tegen Mij zondigt door trouwbreuk te plegen, dan zal Ik Mijn hand ertegen uitstrekken, het er aan brood laten ontbreken en hongersnood erin zenden, zodat Ik daar mens en dier uitroei. Al zouden te midden ervan deze drie mannen zijn, Noach, Daniël en Job, dan zouden zij alleen door hun gerechtigheid hun eigen leven redden, spreekt de Heere HEERE. Als Ik wilde dieren door het land zou laten trekken, zodat die het van kinderen beroven en het een woestenij wordt, omdat niemand erdoorheen trekt vanwege de wilde dieren, als die drie mannen in het midden ervan waren, zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zij zouden zelfs zonen en dochters niet kunnen redden. Zíj zouden alleen zelf worden gered en het land zou een woestenij worden. Of als Ik het zwaard over dat land zou brengen en zeggen zou: Zwaard, u moet door het land heen trekken, zodat Ik daaruit mens en dier uitroei, al zouden die drie mannen in het midden ervan zijn, zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zij zouden geen zonen en dochters kunnen redden, maar alleen zíj zouden gered worden. Of als Ik de pest in dat land zou zenden en Mijn grimmigheid erover bloedig uitstorten om daar mens en dier uit te roeien, en al zouden Noach, Daniël en Job in het midden ervan zijn, zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE, geen zoon, geen dochter zouden zij kunnen redden, zíj zouden door hun gerechtigheid alleen hun eigen leven redden.” (Ezechiël 14:12-20 HSV)

Vier maal zegt God dat rechtvaardigen alleen hun eigen leven redden, Israël kan geen plaatsvervangend offer brengen!
Om dat te doen kwam Jezus naar de aarde om én volledig mens te zijn, inclusief ziekte, pijn enz., én volledig God te zijn, om te leven zonder zonde tot eer van Zijn Vader. Toen Hij aan het kruis hing hielden de Joden Hem voor een geplaagde, door God geslagen:
“Maar ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen en veracht door het volk. Allen die mij zien, bespotten mij; zij trekken de lippen op, zij schudden het hoofd en zeggen: Hij heeft zijn zaak aan de HEERE toevertrouwd-laat Die hem bevrijden! Laat Die hem redden, als Hij hem genegen is.” (Psalmen 22:6-8 HSV)

“Anderen heeft Hij verlost, Zichzelf kan Hij niet verlossen. Als Hij de Koning van Israël is, laat Hij nu van het kruis afkomen en wij zullen Hem geloven. Hij heeft op God vertrouwd; laat Die Hem nu verlossen als Hij Hem welgezind is, want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon.” (Mattheüs 27:42-43 HSV)

Jezus was (en ís) zonder zonden en werd om ónze zonden verwond, verbrijzeld, gedood. Hij bracht hét offer waardoor wij bevrijd zijn van de zondeschuld en we verzoend zijn met de Almachtige!
Eenmaal zal Israël zien wat ze gedaan hebben, toen op Golgotha:
“Want honden hebben mij omsingeld, een horde kwaaddoeners heeft mij omgeven; zij hebben mijn handen en mijn voeten doorboord.” (Psalmen 22:16 HSV)

“En terwijl Hij Zijn kruis droeg, ging Hij op weg naar de plaats die Schedelplaats genoemd wordt en in het Hebreeuws Golgotha. Daar kruisigden zij Hem en met Hem twee anderen, aan elke kant één, en Jezus in het midden.” (Johannes 19:17-18 HSV)

“Maar over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik de Geest van de genade en van de gebeden uitstorten. Zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben. Zij zullen over Hem rouw bedrijven, als met de rouwklacht over een enig kind; en zij zullen over Hem bitter klagen, zoals men bitter klaagt over een eerstgeborene. Op die dag zal in Jeruzalem de rouwklacht groot zijn, zoals de rouwklacht van Hadad-Rimmon in het dal van Megiddo.” (Zacharia 12:10-11 HSV)

“Zie, Hij komt met de wolken, en elk oog zal Hem zien, ook zij die Hem doorstoken hebben. En alle stammen van de aarde zullen rouw over Hem bedrijven. Ja, amen.” (Openbaring 1:7 HSV)


Talloze mensen, meer dan er ooit Joden zijn geweest, getuigden en getuigen van hoe Jezus hun leven heeft veranderd, hoe Hij bevrijding bracht. Alle aanvallen van Satan ten spijt, is onze Messias Jezus dé Overwinnaar! Hij geneest niet alleen ons sterfelijk fysiek, maar eerst én bovenal onze onsterfelijke ziel.

Tot slot van dit artikel de verzen 6 t/m 10:
“Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg. Maar de HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen. Toen betaling geëist werd, werd Híj verdrukt, maar Hij deed Zijn mond niet open. Als een lam werd Hij ter slachting geleid; als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open. Hij is uit de angst en uit het gericht weggenomen, en wie zal Zijn leeftijd uitspreken? Want Hij is afgesneden uit het land van de levenden. Om de overtreding van mijn volk is de plaag op Hem geweest. Men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij de rijke in Zijn dood geweest, omdat Hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in Zijn mond geweest is. Maar het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen, Hij heeft Hem ziek gemaakt. Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij nageslacht zien, Hij zal de dagen verlengen; het welbehagen van de HEERE zal door Zijn hand voorspoedig zijn.” (Jesaja 53:6-10 HSV)

Wij, de heidenen, dwaalden rond zonder Goddelijke leiding. We deden wat goed was in onze eigen ogen. Jezus' komst en offer veranderden de wereld. Hij liet zich verdrukken en deed Zijn mond niet open:
“En hoewel er veel valse getuigen gekomen waren, vonden zij niets. Maar ten slotte kwamen er twee valse getuigen, die zeiden: Deze heeft gezegd: Ik kan de tempel van God afbreken en hem in drie dagen opbouwen. En de hogepriester stond op en zei tegen Hem: Antwoordt U niets? Wat getuigen dezen tegen U? Maar Jezus zweeg. En de hogepriester antwoordde Hem: Ik bezweer U bij de levende God, dat U ons zegt of U de Christus bent, de Zoon van God.” (Mattheüs 26:60-63 HSV)

Jezus was "bij de rijke in Zijn dood":
“En zie, daar was een man van wie de naam Jozef was, een raadsheer, een goed en rechtvaardig man. Deze had niet ingestemd met hun voornemen en handelwijze. Hij kwam uit Arimathea, een stad van de Joden, en verwachtte ook zelf het Koninkrijk van God. Deze ging naar Pilatus en vroeg om het lichaam van Jezus. En toen hij het van het kruis afgenomen had, wikkelde hij het in fijn linnen en legde het in een graf dat in een rots uitgehouwen was, waarin nog nooit iemand gelegd was.” (Lukas 23:50-53 HSV)

Onze Verlosser had geen fysiek nageslacht maar wat een enorm geestelijk nageslacht: in zo'n 2.000 jaren moeten dat wel miljarden mensen zijn die hun leven aan Christus hebben gegeven, en dagelijks worden er nog mensen toegevoegd!

Ik bid dat de ogen van Israël spoedig geopend zullen worden en zij hun Messias zullen herkennen en erkennen.

Kent u deze Man al:
“Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het te grondvesten en het te ondersteunen door recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De na-ijver van de HEERE van de legermachten zal dit doen.” (Jesaja 9:6-7 HSV)

Deze Man liep voor óns over de Via Dolorosa (Lijdensweg).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten