donderdag 10 februari 2011

49 Wens ik te zijn als Jezus?

Als we het aloude liedje "ik wens te zijn als Jezus" zingen, menen we dan oprecht wát we zingen:

"Ik wens te zijn als Jezus, zo need'rig en zo goed;
Zijn woorden waren vriend'lijk, Zijn stem was altijd zoet.
Helaas! 'k ben niet als Jezus, dat ziet een elk aan mij;
och, Heiland wil mij helpen en maak mij zo als Gij."

"Ik wens te zijn als Jezus, in 't goeddoen nooit vertraagd,
dat men van mij kan zeggen: hij doet, wat God behaagt.
Helaas! 'k ben niet als Jezus, dat ziet een elk aan mij;
och, Heiland! wil mij helpen, en maak mij zo als Gij."

"Ach neen, 'k ben niet als Jezus, mijn hart is vol van kwaad.
Hoe zal ik ooit zo worden, waar vind ik hulp en raad?
Mijn Heiland, wil mij helpen, maak mij van zonden vrij.
Dan zal 'k U eens aanschouwen en worden zoals Gij."


Het liedje begint veelbelovend: "ik wens te zijn als Jezus."
Helaas, op de derde regel wordt er al geconstateerd: "ik ben niet als Jezus" en vervolgens wordt de hulpbehoevende staat van de mens beschreven.

Hoe is dat dan: zijn als Jezus? Oftewel: wat is Christelijk?

Volgens van Dale Online Woordenboek betekent "Christelijk":
"tot het christendom behorend, overeenkomstig het christendom"

Anderen beschrijven "Christelijk" met de volgende woorden:
"Confessioneel - Fatsoenlijk - Gelovig - Politieke richting"

Zelf zou ik "Christelijk" willen vertalen met:
"aan Christus gelijk"

Nu rijst de vraag: als we aan Christus gelijk willen zijn, hoe was Zijn handel en wandel dan in Zijn tijd op aarde?

Voordat ik deze vraag probeer te beantwoorden eerst deze opmerking:
omdat het over de 33 levensjaren op aarde gaat gebruik ik veelvuldig de verleden tijd, terwijl elke oprechte Christen met mij weet dat voor onze Verlosser elke tijdsvorm geldt omdat Hij, net als Zijn en onze Vader, Eeuwig en Onveranderlijk is.

1. Jezus hield van Zijn Vader met heel Zijn hart, heel Zijn ziel en heel Zijn verstand.
Jezus en Zijn Vader zijn één, daarom smelten beide grote geboden "U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand" en "U zult uw naaste liefhebben als uzelf" bij Hem ineen. De Zoon van God was voortdurend in contact met de Vader en wilde doen wat onze Vader van Hem vroeg. Vanwege hun wederzijdse liefde wilde Jezus gehoorzaam zijn aan de Vader ook al betekende dat vernedering, pijn en sterven. De Verlosser was niet te trots om de hemel te verlaten en hier mens te worden:
“Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was, Die, hoewel Hij in de gestalte van God was, het niet als roof beschouwd heeft aan God gelijk te zijn, maar Zichzelf ontledigd heeft door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden.” (Filippenzen 2:5-7 HSV)

Hij kwam vanuit de hemel en vernederde Zichzelf door mens te worden. De Zoon van God begon hulpeloos als baby in een huis in Bethehem (Mattheüs 2:11) en werd in een voerbak gelegd opdat de herders Hem zouden herkennen (Lukas 2:12).
Jezus leerde ons een belangrijke en tegelijkertijd moeilijke les:
“Want ieder die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.” (Lukas 14:11 HSV)

Vlak voor Zijn laatste paasmaaltijd waren de discipelen aan het ruzieën over wie van hen de voornaamste was. Jezus gaf toen het volgende voorbeeld:
“Toen dan de maaltijd plaatsvond en de duivel Judas Iskariot, de zoon van Simon, al in het hart gegeven had Hem te verraden, stond Jezus, Die wist dat de Vader Hem alle dingen in handen gegeven had en dat Hij van God uitgegaan was en tot God heenging, op van de maaltijd, legde Zijn kleren af, nam een linnen doek en deed die om Zijn middel. Daarna goot Hij water in de waskom en begon de voeten van de discipelen te wassen en af te drogen met de linnen doek die Hij om Zijn middel had. Zo kwam Hij bij Simon Petrus en die zei tegen Hem: Heere, wilt Ú mij de voeten wassen? Jezus antwoordde en zei tegen hem: Wat Ik doe, weet u nu niet, maar u zult het later inzien...Toen Hij dan hun voeten gewassen had en Zijn kleren weer had aangedaan, ging Hij weer aanliggen en zei tegen hen: Ziet u in wat Ik aan u gedaan heb? U noemt Mij Meester en Heere, en u zegt het terecht, want Ik ben het. Als Ik dan, de Heere en de Meester, uw voeten gewassen heb, moet ook u elkaars voeten wassen. Want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook u zult doen zoals Ik voor u heb gedaan.” (Johannes 13:2-7 en 12-15 HSV)

Naar mijn bescheiden mening was de Heiland niet trots. Ik denk dan ook dat er altijd wrijving zal bestaan tussen de begrippen "trots" en "gehoorzaam". Om écht gehoorzaam te kunnen zijn zullen ook wij onze trots aan de kant moeten schuiven.
Jezus kwam op aarde om onze straf te dragen en voor ons te sterven. Vlak voor Zijn gevangenneming bad Hij tot driemaal toe de volgende woorden:
“...Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze drinkbeker aan Mij voorbijgaan. Maar niet zoals Ik wil, maar zoals U wilt.” (Mattheüs 26:39b HSV)

Ondanks Zijn angst (Mattheüs 26:37) wilde Hij tóch doen wat Zijn Vader Hem opgedragen had en ontving daarvoor een Naam boven alle namen:
“En in gedaante als een mens bevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood. Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam geschonken boven alle naam, opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, en elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader.” (Filippenzen 2:8-11 HSV)

2. Jezus hield van Zijn naaste als van Zichzelf.
Houdt gehoorzaamheid aan de Vader automatisch grote liefde voor ons in?
Wel, wat Jezus betreft: jazeker!
Zoals de Vader Mij liefgehad heeft, heb ook Ik u liefgehad; blijf in Mijn liefde. Als u Mijn geboden in acht neemt, zult u in Mijn liefde blijven, zoals Ik de geboden van Mijn Vader in acht genomen heb en in Zijn liefde blijf. Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat Mijn blijdschap in u zal blijven en uw blijdschap volkomen zal worden. Dit is Mijn gebod: dat u elkaar liefhebt, zoals Ik u liefgehad heb. Niemand heeft een grotere liefde dan deze, namelijk dat iemand zijn leven geeft voor zijn vrienden.” (Johannes 15:9-13 HSV)

Hij gaf Zijn leven voor ons, Hij droeg onze straf waardoor wij verzoend konden worden met de Vader!

Jezus toonde ook zijn medeleven en verdriet als Hij met het leed van de wereld werd geconfronteerd:
“Toen Hij nu de poort van de stad naderde, ziedaar, er werd een dode uitgedragen. Hij was de enige zoon van zijn moeder, en zij was weduwe, en een grote menigte uit de stad was bij haar. En toen de Heere haar zag, was Hij innerlijk met ontferming bewogen over haar, en zei Hij tegen haar: Huil niet. En Hij ging naar de baar toe en raakte die aan (de dragers nu stonden stil) en Hij zei: Jongeman, Ik zeg u, sta op! En de dode ging overeind zitten en begon te spreken. En Hij gaf hem aan zijn moeder.” (Lukas 7:12-15 HSV)

De Heiland huilde toen Zijn vriend Lazarus was gestorven:
“Toen Jezus haar dan zag huilen, en ook de Joden die met haar meekwamen, zag huilen, werd Hij heftig in de geest bewogen en raakte innerlijk in beroering. En Hij zei: Waar hebt u hem gelegd? Zij zeiden tegen Hem: Heere, kom het zien. Jezus weende. De Joden dan zeiden: Zie, hoe lief Hij hem had!” (Johannes 11:33-36 HSV)

De Zaligmaker had ook zichtbaar verdriet over het lot van Jerzalem:
“En toen Hij dichtbij kwam en de stad zag, weende Hij over haar. Hij zei: Och, dat u ook nog op deze uw dag zou onderkennen wat tot uw vrede dient! Nu echter is het verborgen voor uw ogen. Want er zullen dagen over u komen dat uw vijanden een wal rondom u zullen opwerpen, u zullen omsingelen en u van alle kanten in het nauw zullen brengen. En zij zullen u met de grond gelijkmaken en uw kinderen in u verpletteren. Ook zullen zij in u geen steen op de andere steen laten, omdat u het tijdstip waarop er naar u omgezien werd, niet hebt onderkend.” (Lukas 19:41-44 HSV)

Jezus' grote liefde voor Zijn Vader en voor ons blijkt ook uit de volgende kenmerken, waar elke oprechte Christen een voorbeeld aan dient te nemen.
Vanzelfsprekend beeld ik me niet in alle kenmerken te kunnen noemen, maar dit lijken me de belangrijkste:

I. Jezus hield vast aan de Schrift.
Als Satan Hem tot driemaal toe in verleiding wil brengen (waarvan de laatste maal zelfs met een woord uit de Schrift), slaat Hij Hem driemaal met Gods Woord om de oren:
“Maar Jezus antwoordde en zei tegen hem: Ga weg van Mij, satan, want er staat geschreven...” (Lukas 4:8 HSV)

Onze Heiland citeerde voortdurend uit de Schrift, ook over Zijn aangekondigde lijden:
“En Hij nam de twaalf bij Zich en zei tegen hen: Zie, wij gaan naar Jeruzalem en alles wat geschreven is door de profeten zal aan de Zoon des mensen volbracht worden.” (Lukas 18:31 HSV)

Na Zijn opstanding geeft Hij twee discipelen op weg naar het dorpje Emmaüs uitleg over wat er allemaal gebeurd is en verdwijnt dan. Als deze vervolgens naar de anderen in Jeruzalem gaan staat Jezus plotsklaps weer in hun midden:
“En Hij zei tegen hen: Dit zijn de woorden die Ik tot u sprak toen Ik nog bij u was, dat alles vervuld moest worden wat over Mij geschreven staat in de Wet van Mozes en in de Profeten en in de Psalmen. Toen opende Hij hun verstand zodat zij de Schriften begrepen. En Hij zei tegen hen: Zo staat er geschreven en zo moest de Christus lijden en uit de doden opstaan op de derde dag.” (Lukas 24:44-46 HSV)

Is het niet opvallend dat de Zoon van God geen kritiek op de Schrift heeft?
Hij heeft wel commentaar op mensen die Gods Woord verdraaien:
“Daarna vroegen de Farizeeën en de schriftgeleerden Hem: Waarom wandelen Uw discipelen niet volgens de overlevering van de ouden, maar eten zij het brood met ongewassen handen? Maar Hij antwoordde hun: Terecht heeft Jesaja over u, huichelaars, geprofeteerd zoals er geschreven staat: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich ver bij Mij vandaan. Maar tevergeefs eren zij Mij door leringen te onderwijzen die geboden van mensen zijn. Want terwijl u het gebod van God nalaat, houdt u zich aan de overlevering van de mensen, zoals het wassen van kannen en bekers; en veel andere dergelijke dingen doet u. En Hij zei tegen hen: U stelt op een mooie manier Gods gebod terzijde om u aan uw overlevering te houden. Want Mozes heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder; en: Wie vader of moeder vervloekt, die moet zeker sterven; maar u zegt: Als iemand tegen zijn vader of zijn moeder zegt: Het is korban (dat wil zeggen: een gave) wat u van mij had kunnen krijgen, is het met hem in orde. En u laat hem niet meer toe iets voor zijn vader of zijn moeder te doen, en zo maakt u Gods Woord krachteloos door uw overlevering die u overgeleverd hebt; en veel van dergelijke dingen doet u.” (Markus 7:5-13 HSV)

Ook als de Zoon van God op het eiland Patmos aan Johannes verschijnt is er geen enkel woord van kritiek op de Schrift, maar wél op de gelovigen. Jezus vertrouwt Johannes het schrijven van diverse brieven en van het boek "Openbaring" toe. Deze werken zijn samen met Johannes' Evangelie de jongste Bijbelboeken. De Heiland geeft geen enkel negatief commentaar op de overige Evangelieën, de brieven van Paulus, Petrus, Jakobus enz. Dat de brieven van Paulus onderdeel van de Schrift behoren te zijn werd al bevestigd door de apostel Petrus:
“Daarom, geliefden, terwijl u deze dingen verwacht, beijver u om onbevlekt en smetteloos door Hem bevonden te worden in vrede en beschouw het geduld van onze Heere als zaligheid; zoals ook onze geliefde broeder Paulus, naar de wijsheid die hem gegeven is, u geschreven heeft, zoals ook in alle brieven, wanneer hij deze dingen ter sprake brengt. Daaronder zijn sommige zaken die moeilijk te begrijpen zijn, die de onkundige en onstandvastige mensen verdraaien, tot hun eigen verderf, net als de andere Schriften.” (2 Petrus 3:14-16 HSV)

II. Jezus vertelde iedereen de waarheid.
De Zoon van God ging op verschillende manieren met de waarheid om, maar was altijd zo helder als glas:
a. Hij was mild en vergevingsgezind ten opzichte van zondaren, zoals bij voorbeeld tijdens de ontmoeting met de Samaritaanse vrouw:
“Jezus zei tegen haar: Ga heen, roep uw man en kom hier. De vrouw antwoordde en zei tegen Hem: Ik heb geen man. Jezus zei tegen haar: U hebt terecht gezegd: Ik heb geen man, want vijf mannen hebt u gehad en die u nu hebt, is uw man niet; dat hebt u naar waarheid gezegd.” (Johannes 4:16-18 HSV)

Jezus complimenteert haar, bij wijze van spreken, zelfs met het feit dat ze de waarheid geeft gezegd. De vrouw is dan ook niet boos als Hij haar liefdesleven beschrijft, integendeel, ze gaat het vrijwel onmiddellijk haar dorpsgenoten vertellen:
“Kom, zie Iemand Die mij alles gezegd heeft wat ik gedaan heb; zou Híj niet de Christus zijn?” (Johannes 4:29 HSV)

Ook aangaande de overspelige vrouw is Jezus niet verwijtend maar vergevingsgezind:
“Jezus nu richtte Zich op en toen Hij niemand zag dan de vrouw, zei Hij tegen haar: Vrouw, waar zijn die aanklagers van u? Heeft niemand u veroordeeld? En zij zei: Niemand, Heere. En Jezus zei tegen haar: Dan veroordeel Ik u ook niet; ga heen en zondig niet meer.” (Johannes 8:10-11 HSV)

Ondanks dat Hij haar niet veroordeelt geeft Hij haar, middels een paar woorden (dus geen tirade!), zeer duidelijk mee dat wat ze gedaan heeft verkeerd was en dat ze dat niet meer moet doen.
Wat kunnen wij hier veel van leren!

b. Jezus sloeg, daarentegen, huichelaars genadeloos met de waarheid om de oren:
“Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u bent als de witgepleisterde graven, die van buiten wel mooi lijken, maar van binnen zijn ze vol doodsbeenderen en allerlei onreinheid. Zo lijkt u ook wel van buiten rechtvaardig voor de mensen, maar van binnen bent u vol huichelarij en wetteloosheid. Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u bouwt de graven voor de profeten en versiert de grafmonumenten van de rechtvaardigen, en u zegt: Als wij in de tijd van onze vaderen hadden geleefd, hadden wij niet met hen meegewerkt om het bloed van de profeten te vergieten. Aldus getuigt u tegen uzelf, dat u kinderen bent van hen die de profeten gedood hebben. Maakt ook u dan de maat van uw vaderen vol! Slangen, adderengebroed, hoe zou u aan de veroordeling tot de hel ontkomen?” (Mattheüs 23:27-33 HSV)

De Verlosser handelde én handelt zoals geschreven in het tweede boek van Samuël:
“Want U verlost het ellendige volk, maar Uw ogen zijn tegen de hoogmoedigen, U vernedert hen.” (2 Samuël 22:28 HSV)

III. Jezus had Zijn vijanden lief.
Jezus veranderde de aloude opdracht "uw vijand moet u haten" in een nieuwe:
“U hebt gehoord dat er gezegd is: U moet uw naaste liefhebben en uw vijand moet u haten. Maar Ik zeg u: Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen; zodat u kinderen zult zijn van uw Vader, Die in de hemelen is, want Hij laat Zijn zon opgaan over slechte en goede mensen, en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Want als u hen liefhebt die u liefhebben, wat voor loon hebt u dan? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? En als u alleen uw broeders groet, wat doet u meer dan anderen? Doen ook de tollenaars niet zo? Weest u dan volmaakt, zoals uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is.” (Mattheüs 5:43-48 HSV)

Dit is niet een wens van de Heer maar een opdracht! Een opdracht die geldt voor allen die Hem willen volgen omdat het bij de status van Gods kinderen hoort. Lees de tekst nog maar eens goed en in het bijzonder de woorden "...zodat u kinderen zult zijn van de Vader, Die in de hemelen is..."
Jezus gaf zelf het voorbeeld terwijl Hij genageld aan het kruis hing:
"Toen zij op de plaats kwamen die Schedel genoemd werd, kruisigden ze Hem daar, met de misdadigers, de één aan de rechter- en de ander aan de linkerzijde. En Jezus zei: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. En ze verdeelden Zijn kleren en wierpen het lot.” (Lukas 23:33-34 HSV)

Wij behoren elk gevoel van wraak uit ons denken te bannen maar voor onze vijanden te bidden opdat ze tot bekering mogen komen. Uiteindelijk, zijn wij zoveel beter? Is het niet zo dat het verschil tussen onze vijand en onszelf één oprecht berouwvol gebed is ?
Wij moeten goed doen aan onze vijanden, laat het vergelden maar aan onze hemelse Vader over:
"Wreek uzelf niet, geliefden, maar laat ruimte voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, zegt de Heere. Als dan uw vijand honger heeft, geef hem te eten, als hij dorst heeft, geef hem te drinken, want door dat te doen, zult u vurige kolen op zijn hoofd hopen. Word niet overwonnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede." (Romeinen 12:19-21 HSV)

IV. Jezus was vriendelijk voor kinderen.
Toen ouders met hun kinderen bij de Verlosser komen om ze te laten zegenen, wilden Zijn discipelen hen dat beletten:
“Maar toen Jezus dat zag, nam Hij het hun zeer kwalijk en zei tegen hen: Laat de kinderen bij Mij komen en verhinder hen niet, want voor zulke mensen is het Koninkrijk van God. Voorwaar, Ik zeg u: wie het Koninkrijk van God niet ontvangt als een kind, zal het beslist niet binnengaan. En Hij omarmde hen en terwijl Hij de handen op hen legde, zegende Hij hen.” (Markus 10:14-16 HSV)

De Messias haalde de kinderen even aan en zegende hen in het bijzijn van hun ouders en de discipelen.

V. Jezus kwam geen vrede brengen, maar een zwaard.
Dat klinkt niet erg "Christelijk" in onze oren: Hij wordt toch de Vredevorst genoemd? Wij bedekken heel veel (te veel?) met de mantel der liefde terwijl Jezus kwam om mensen tegen elkaar op te zetten!
“Denk niet dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Want Ik ben gekomen om tweedracht te brengen tussen een man en zijn vader, en tussen een dochter en haar moeder, en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder; en iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn. Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waard; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waard. En wie zijn kruis niet op zich neemt en Mij navolgt, is Mij niet waard. Wie zijn leven vindt, zal het verliezen; en wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het vinden. Wie u ontvangt, ontvangt Mij; en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem Die Mij gezonden heeft.” (Mattheüs 10:34-40 HSV)

Natuurlijk is het niet Zijn opzet om tweedracht tussen mensen te zaaien, maar Hij wist dat dat wel ging gebeuren omdat velen Hem niet als Heer zouden willen aannemen. Ze zouden Hem haten en daarna óók Zijn volgelingen:
“Als de wereld u haat, weet dat zij Mij eerder dan u gehaat heeft. Als u van de wereld zou zijn, zou de wereld het hare liefhebben, maar omdat u niet van de wereld bent, maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren, daarom haat de wereld u. Herinner u het woord dat Ik u gezegd heb: Een slaaf is niet meer dan zijn heer. Als zij Mij vervolgd hebben, zullen zij ook u vervolgen; als zij Mijn woord in acht genomen hebben, zullen zij ook het uwe in acht nemen. Maar al deze dingen zullen zij u aandoen omwille van Mijn Naam, omdat zij Hem niet kennen Die Mij gezonden heeft. Als Ik niet gekomen was en tot hen gesproken had, hadden zij geen zonde, maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun zonde. Wie Mij haat, haat ook Mijn Vader. Als Ik onder hen niet de werken gedaan had die niemand anders gedaan heeft, hadden zij geen zonde, maar nu hebben zij ze gezien en Mij en Mijn Vader gehaat. Maar het woord moet vervuld worden dat in hun wet geschreven is: Zij hebben mij zonder reden gehaat.” (Johannes 15:18-25 HSV)

Christus willen volgen maakt een mens niet populair. Zeker niet als mensen op hun zonden worden aangesproken...

Er is nog veel meer over onze Heiland te schrijven, uiteindelijk is Hij dé Zoon van God en onze Verlosser, maar als ik daar aan begin, komt er n.a.w. geen einde aan dit artikel!

Terug naar het versje aan het begin van dit artikel:
reeds in de derde regel constateert de schrijver dat hij niet als Jezus is, en dat klopt! Wij zijn nog verpakt in een sterfelijk "vlees" waar we voortdurend tegen moeten strijden (Galaten 5:17), maar we hebben wel de Heilige Geest ter hulpe gekregen. We dienen niet bij de pakken te gaan neerzitten maar trachten in Jezus' voetsporen te gaan.
Lees wat Paulus over onze situatie schreef:
“Welnu dan, laten ook wij, nu wij door zo’n menigte van getuigen omringd worden, afleggen alle last en de zonde, die ons zo gemakkelijk verstrikt. En laten wij met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt, terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof. Hij heeft om de vreugde die Hem in het vooruitzicht was gesteld, het kruis verdragen en de schande veracht en zit nu aan de rechterhand van de troon van God. Want let toch scherp op Hem Die zo’n tegenspraak van de zondaars tegen Zich heeft verdragen, opdat u niet verzwakt en bezwijkt in uw zielen. U hebt nog niet tot bloedens toe weerstand geboden in uw strijd tegen de zonde. En u bent de vermaning vergeten waarmee u als kinderen wordt aangesproken: Mijn zoon, acht de bestraffing van de Heere niet gering en bezwijk niet, als u door Hem terechtgewezen wordt. Want de Heere bestraft wie Hij liefheeft, en Hij geselt iedere zoon die Hij aanneemt. Als u bestraffing verdraagt, behandelt God u als kinderen. Want welk kind is er dat niet door zijn vader bestraft wordt? Maar als u zonder bestraffing bent, waar allen deel aan hebben gekregen, bent u bastaarden en geen kinderen. En verder hadden wij onze aardse vaders als opvoeders, en wij hadden ontzag voor hen. Zullen wij ons dan niet veel meer onderwerpen aan de Vader van de geesten, en leven?” (Hebreeën 12:1-9 HSV)

Och, als toch een ieder die zich Christen noemt zich maar tot bloedens tegen de zonde zou willen verzetten en zou willen trachten te zijn als Jezus. Wat zou de wereld er dan anders uitzien. Denk eens aan gezinnen, scholen, kerken, verenigingen, bedrijven, politieke partijen, regeringen, presidenten en vorsten!
Jezus zei dat een boom aan zijn vruchten herkend wordt:
“Want er is geen goede boom die slechte vrucht voortbrengt, en geen slechte boom die goede vrucht voortbrengt. Want iedere boom wordt aan zijn eigen vrucht gekend. Men plukt immers geen vijgen van dorens en men oogst geen druif van doornstruiken. De goede mens brengt het goede voort uit de goede schat van zijn hart, en de slechte mens brengt het slechte voort uit de slechte schat van zijn hart, want uit de overvloed van het hart spreekt zijn mond.” (Lukas 6:43-45 HSV)

Dragen wij de vrucht van de Heilige Geest? :
“De vrucht van de Geest is echter: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.” (Galaten 5:22 HSV)

Of moet Christus straks tegen ons zeggen:
“Waarom noemt u Mij: Heere, Heere, en doet niet wat Ik zeg?” (Lukas 6:46 HSV)

Wensen wij oprecht te zijn als Jezus of niet?
Heus, het zal niet altijd lukken, maar het gaat om ons oprecht proberen en of we willen volharden. Gaat het een keer mis, dan mogen we weten dat:
“Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.” (1 Johannes 1:9 HSV)

Nodig toch elke dag de Almachtige God uit om leiding aan je leven te geven, vraag Hem om liefde, wijsheid en kracht. Laat Hem je kracht zijn, zoals koning David schreef:
“De HEERE is mijn kracht en mijn schild; op Hem heeft mijn hart vertrouwd en ik ben geholpen. Daarom springt mijn hart op van vreugde en zal ik Hem met mijn lied loven. De HEERE is hun kracht, Hij is de kracht achter de overwinningen van Zijn gezalfde.” (Psalmen 28:7-8 HSV)


*

Geen opmerkingen:

Een reactie posten