maandag 8 december 2008

21 Waar en wanneer werd Christus geboren?

"In Bethlehems stal lag Christus de Heer,
in doeken gehuld, als kindje terneer.
Voor Hem was geen plaats meer in herberg of huis;
Zijn wieg was een kribbe, Zijn troon was een kruis."

Dit bekende liedje geeft overduidelijk aan in welk dorp/stadje Christus werd geboren.
Dit gebeurde overeenkomstig het volgende schriftgedeelte:
“En u, Bethlehem-Efratha, al bent u klein onder de duizenden van Juda, uit u zal Mij voortkomen Die een Heerser zal zijn in Israël. Zijn oorsprongen zijn van oudsher, van eeuwige dagen af.” (Micha 5:2 HSV)

Christus werd inderdaad in Bethlehem geboren (Luc. 2:4-7), maar niet in een stal! Wat zegt de Schrift werkelijk?

We beginnen in het boek Exodus, bij de instelling van het Pascha:
“Spreek tot heel de gemeenschap van Israël: Op de tiende dag van deze maand moet ieder voor zich een lam per familie nemen, een lam per gezin. Maar als het gezin te klein is voor een lam, dan moet hij er samen met de buurman, die het dichtst bij zijn gezin woont, één nemen, overeenkomstig het aantal personen. U moet bij het lam rekening houden met wat ieder eten kan. U moet een lam zonder enig gebrek hebben, een mannetje van een jaar oud. U moet het van de schapen of van de geiten nemen. U moet het in bewaring houden tot de veertiende dag van deze maand, en heel de verzamelde gemeenschap van Israël zal het slachten tegen het vallen van de avond. En zij zullen van het bloed nemen en het aan de beide deurposten strijken en aan de bovendorpel, aan de huizen waarin zij het eten zullen.” (Exodus 12:3-7 HSV)

Hier wordt opdracht gegeven aan de Israëlieten, vlak voor de uittocht uit Egypte, om een (Paas)lam in huis te nemen op de tiende dag van de maand (Nisan) teneinde het op de veertiende dag te slachten. Het bloed diende om de "engel der wrake" buiten te houden, en het vlees moest gegeten worden.

Het was voor Joden, ten tijde van Jezus' geboorte, niet ongebruikelijk om enige kleine dieren in huis te hebben, en dus ook een kribbe (=voerbak). Bovendien waren ze dus verplicht om vlak voor Pasen een lam in huis te halen. Het feit dat Jezus in een kribbe gelegd werd, hoeft dus geenzins te betekenen dat dat in een stal plaatsvond.

Het volk Israël had een verplichting tot gastvrijheid, daar niet aan voldoen was zondig. Lees hieronder eens een voorbeeld uit Richteren 19 waaruit blijkt dat het wél gebruikelijk was om mensen voor de nacht in huis te nemen, maar dat niet alle Joden zich daar aan hielden:
“Vervolgens weken zij daarheen van hun weg af en gingen zij Gibea binnen om daar te overnachten. Toen hij naar binnen gegaan was, ging hij op een plein in de stad zitten, want er was niemand die hen in huis nam om te overnachten. En zie, een oude man kwam ‘s avonds terug van zijn werk, van het veld. Die man kwam ook uit het bergland van Efraïm, maar verbleef als vreemdeling in Gibea. De mannen van deze plaats waren echter Benjaminieten. Toen hij zijn ogen opsloeg, zag hij de reiziger op het plein van de stad. En de oude man vroeg: Waarheen bent u op weg en waar komt u vandaan? Daarop zei hij tegen hem: Wij zijn op doorreis van Bethlehem in Juda naar de uithoeken van het bergland van Efraïm, waar ik vandaan kom. Ik ben naar Bethlehem in Juda geweest, maar ik ben nu op weg naar het huis van de HEERE. Er is echter niemand die mij in huis neemt, hoewel onze ezels zowel stro als voer hebben en er ook brood en wijn is voor mij en voor uw dienares, alsook voor de knecht, die uw dienaren bij zich hebben. Er is aan geen ding gebrek. Toen zei de oude man: Vrede zij u! Alles wat u ook maar ontbreekt, is bij mij. Overnacht alleen niet op het plein. En hij bracht hem zijn huis binnen en gaf de ezels voer. En nadat zij hun voeten gewassen hadden, aten en dronken zij.” (Richteren 19:15-21 HSV)

De oude man handelde naar behoren, zoals ook Job handelde:
“De vreemdeling overnachtte niet op de straat; ik opende mijn deuren voor de reiziger.” (Job 31:32 HSV)

Eigenlijk is het ondenkbaar dat vrome Joden een landgenoot met een hoogzwangere vrouw niet in huis zouden nemen, maar aan hun lot zouden overlaten.
Zou u dat kunnen?

“De vreemdeling die bij u verblijft, moet voor u zijn als een ingezetene onder u. U moet hem liefhebben als uzelf, want u bent zelf vreemdelingen geweest in het land Egypte. Ik ben de HEERE, uw God.” (Leviticus 19:34 HSV)

Als de Joden een vreemdeling al moesten liefhebben, hoeveel te meer een landgenoot?

In tegenstelling tot de niet bestaande verwijzing naar een stal, staat er wel vermeld dat de drie wijzen het Kind in een huis vonden:
“Toen nu Jezus geboren was in Bethlehem, in Judea, in de dagen van koning Herodes, zie, wijzen uit het oosten kwamen in Jeruzalem aan, en zeiden: Waar is de pasgeboren Koning van de Joden? Want wij hebben Zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem te aanbidden. Toen koning Herodes dit hoorde, raakte hij in verwarring en heel Jeruzalem met hem. En nadat hij alle overpriesters en schriftgeleerden van het volk bijeen had laten komen, wilde hij van hen weten waar de Christus geboren zou worden. Zij zeiden tegen hem: In Bethlehem, in Judea, want zo staat het geschreven door de profeet: En u, Bethlehem, land van Juda, bent beslist niet de minste onder de vorsten van Juda, want uit u zal de Leidsman voortkomen Die Mijn volk Israël weiden zal. Toen riep Herodes de wijzen onopgemerkt bij zich en vroeg hun nauwkeurig naar de tijd dat de ster verschenen was; en hij stuurde hen naar Bethlehem en zei: Ga erheen en doe nauwkeurig onderzoek naar dat Kind, en als u Het gevonden hebt, bericht het mij, zodat ook ik kom om Het te aanbidden. En nadat zij de koning aangehoord hadden, gingen zij op weg. En zie, de ster die zij in het oosten gezien hadden, ging hun voor, totdat hij boven de plaats kwam te staan waar het Kind was. Toen zij de ster zagen, verheugden zij zich met zeer grote vreugde. En toen zij in het huis kwamen, vonden zij het Kind met Maria, Zijn moeder, en zij vielen neer en aanbaden Het. Zij openden hun schatkisten en brachten Hem geschenken: goud en wierook en mirre.” (Mattheüs 2:1-11 HSV)

Tot zover het "waar", nu het "wanneer":

“Verwijder dan het oude zuurdeeg, opdat u een nieuw deeg zult zijn. U bent immers ongezuurd, want ook ons Paaslam is voor ons geslacht: Christus.” (1 Corinthiërs 5:7 HSV)

Zoals hierboven vermeld, verwijst het slachten van het Paaslam naar het sterven van Christus, beide vonden plaats op de veertiende dag van de maand Nisan. Kan het in huis halen van het Paaslam verwijzen naar de geboorte van onze Verlosser?
Wat kregen de herders in de velden van Bethlehem te horen:
“En de engel zei tegen hen: Wees niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die voor heel het volk wezen zal, namelijk dat heden voor u in de stad van David de Zaligmaker geboren is; Hij is Christus, de Heere. En dit zal voor u het teken zijn: u zult het Kindje vinden in doeken gewikkeld en liggend in de kribbe.” (Lukas 2:10-12 HSV)

Het feit dat het kind in een kribbe lag, was een teken. Hét Paaslam had Zijn intrek genomen in het huis Israëls!

Werd de Here Jezus werkelijk op de tiende dag van de maand Nisan geboren?

Lucas 2:41-42 lijkt daar naar te verwijzen:
“En Zijn ouders reisden elk jaar voor het feest van het Pascha naar Jeruzalem. En toen Hij twaalf jaar was en zij naar de gewoonte van het feest naar Jeruzalem gegaan waren,” (Lukas 2:41-42 HSV)

In verschillende Bijbelvertalingen staat vers 42 als volgt opgetekend:
"En toen Hij twaalf jaren was geworden, gingen zij op naar het gebruik van het feest."

Het Griekse woord "γινομαι ginomai" dat hier gebruikt is, kan ook worden vertaald in de onvoltooid verleden tijd van het werkwoord "worden": oftewel "WERD".

Dit zou dus kunnen betekenen dat Christus vlak voor het Pascha jarig was!

Zijn er soms nog meer verwijzingen naar de tiende Nisan?

Het is bekend dat Pascha begon (en begint) op de vijftiende Nisan:
“Jezus dan kwam zes dagen voor het Pascha in Bethanië, waar Lazarus was, die gestorven was maar die Hij uit de doden opgewekt had.” (Johannes 12:1 HSV)

Jezus kwam dus op de negende Nisan aan te Bethanië, en:
“Zij nu bereidden daar een maaltijd voor Hem, en Martha bediende; en Lazarus was een van hen die met Hem aanlagen.” (Johannes 12:2 HSV)

Aangezien de Joden een dag rekenen van avond tot avond, vond dit avondmaal n.a.w. op de tiende Nisan plaats. Was dit een feestmaal ter ere van Christus verjaardag? De volgende dag, maar voor de Joden nog dezelfde, werd de Here Jezus feestelijk binnengehaald binnen de muren van Jeruzalem.

Is ook dit niet een verwijzing naar het in huis halen van het Paaslam?

Misschien bent u het met me eens, misschien niet. Veel belangrijker is de vraag: heeft u het Paaslam al in "uw huis" toegelaten?

Wacht niet te lang! Er komt een tijd, net als in de dagen van Noach, dat de deur gesloten wordt:
“...En de HEERE sloot de deur achter hem toe.” (Genesis 7:16 HSV)

“Zoals de dagen van Noach waren, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. Want zoals ze bezig waren in de dagen voor de zondvloed met eten, drinken, trouwen en ten huwelijk geven, tot aan de dag waarop Noach de ark binnenging, en het niet merkten, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn.” (Mattheüs 24:37-39 HSV)
*

Geen opmerkingen:

Een reactie posten